Class 5 (16 Feb) Flashcards
1
Q
Werk
A
Shugl
2
Q
Voor
Om
A
3ashaan
3
Q
Morgen
A
Bukra
4
Q
Naar
A
Li
5
Q
Dag (etmaal)
A
Yoom
6
Q
Dag (licht)
A
Nahaar
7
Q
Deze dag
A
In-nahaar-da
8
Q
Nacht
A
Leel
9
Q
Nu
A
Dilwa’ti
10
Q
President
A
Ra’iis
11
Q
Goud
A
Dahab
12
Q
Belonging to
Connected to
Mijn
A
Bitaa3
Bitaa3ti
13
Q
Bij
A
3and
14
Q
Niet
A
Mish
15
Q
Maar
A
Bass
16
Q
Goed
Prima
Lekker
A
Tayyib
17
Q
Nu
A
Dilwa’ti
18
Q
Ik ben thuis
A
Ana fi il beet
19
Q
Waar ga je morgen naar toe?
A
Inti / inta rayha
20
Q
Morgen
A
Bukra
21
Q
Waarvoor
A
3ashaan eeh?
22
Q
Voor
Om
Vanwege
A
3ashaan
23
Q
Leraar
A
Mudarris
24
Q
Rijst
A
Ruzz
25
Pasta
Makaroona
26
Kikkererwten
HummuS
27
Linzen
3ads
28
Ui
BaSal
29
Tomatensaus
SalSit TamaaTim
30
Knoflook
Toom
31
Druivenbladeren
Wara’3inab
32
Okra
Bamya
33
Baklava
Ba’laawa
34
Hibiscusthee
Karkadéeh
35
Hapje van de rechter
Lu’mit ik-aaDi
36
Koffie
‘Ahwa
37
Gedronken hebbende
Shaarib
Sharba
Sharbiin
38
Gegeten hebbende
Waakil
Wakla
Wakliin
39
Ik wil graag drinken
Ashrab
40
Wil je .... drinken?
Tishrab
| Tishrabi
41
Eten
Akl
42
Ik zou graag willen eten
Aakul
43
Zou je ... willen eten?
Taakul
| Takli
44
Wij zouden graag willen eten
Naakul (IHna)
45
Ik zou lusten/willen
Ana aHibb
46
Jij zou lusten/willen
tiHibb
| tiHibbi
47
Bord (plate)
Taba’
48
Ik zou sterven voor
amuut fi
49
Jij zou sterven voor
timuut fi
| timuuti fi
