Classroom language Flashcards
(28 cards)
een pen
a pen
een scherper
a pencil charpener
een gom
a rubber
een nietjesmachine
a stapler
een bord veger
a board duster
een stopcontact
a socket
een notitie blok
a notebook
een potlood
a pencil
een perforator
a hole punch
krijtjes
chalks
een leeg papier
a blank piece of paper
een fluo stift
a highlighter/marker
een mapje (documenten)
a file
een stekker
a plug
een woordenboek
a dictionary
een bord
a board
oefeningen overnemen
to copy exercises
een woord opzoeken
to look up a word
luider zetten
to turn up
je fouten verbeteren
to correct your mistakes
dingen van het bord afvegen
to rub of things off the board
van plaats verwisselen
to swap/switch places
een oefening maken
to do an exercise
het gesprek (in)oefenen
to practise the conversation