Col. 1: Inleiding en Theorieën Flashcards
Col 1: Haywood H1 + H4 (42 cards)
Motorische ontwikkeling
- bestuderen van progressieve veranderingen in motorisch gedrag + onderliggende processen + beïnvloedende factoren
- tijdens kindertijd
Kindertijd
leeftijd van 0-20 jaar
Ontogenese
Ontwikkeling van een individu; kan verschillen met andere individuen van zelfde soort
Phylogenese
Ontwikkeling van een soort; treedt op in alle individuen van dezelfde soort
Recapitulatie hypothese Heackel
Ontogenese is een recapitulatie van de Phylogenese
- tijdens embryonale fase eerst phylogenetische ontwikkeling, later ontogenetische ontwikkeling
Ontwikkeling
Spontane kwalitatieve gedragsveranderingen
Leren
Kwalitatieve gedragsveranderingen opgelegd door exogene factoren
Groei
Kwantitatieve continue biologische veranderingen
Rijping
Opeenvolging van groeiprocessen, waarbij een nieuwe structuur pas kan groeien nadat een voorgaande in en bepaalde mate volgroeid is
–> kwalitatieve discontinue gedragsontwikkeling
Nature perspectief
- Alle ontwikkeling is obv informatie uit genen
- Alleen biologische groei
- Van te voren vastgelegd in eigenschappen kind
- Aangeboren
Nurture perspecfief
- Alle ontwikkeling is obv informatie uit omgeving
- Alleen leren (opvoeding en onderwijs)
Interactionisme
- Ontwikkeling is obv interacties tussen genen (individu) en omgeving
- Interacties tussen groei en rijping
- o.a. ontwikkelingstheorie, DST, actie-perceptie-theorie
Kwantitatieve ontwikkeling
- Kwantitatief meetbaar, uit te drukken in een getalswaarde
- mn. bij continue processen zoals groei en leren
- bij meten over korte tijdsintervallen
Kwalitatieve ontwikkeling
- Alleen meetbaar door beschrijven van observaties
- mn. bij discontinue processen zoals ontwikkeling(stadia)
- bij meten over lange tijdsintervallen
Nativisme
- nature benadering
- mot.ont volledig obv endogene factoren
- preformisme vs. predeterminisme
- o.a. rijpingstheorie
Preformisme
- stroming binnen nativisme
- alles is vanaf geboorde al aanwezig, moet alleen nog groeien
Predeterminisme
- stroming binnen nativisme
- NIET vanaf geboorde al aanwezig, maar biologische ontwikkeling obv differentiatie processen
Empirisme
- nurture benadering
- mot.ont volledig obv exogene factoren; leren
- o.a. informatieverwerkingstheorie
Coghill
- rijpingstheorie
- salamanderonderzoek; veranderingen van verbindingen in CNS –> veranderende morfologie gedrag
- enbryologische rijpingsprincipes
- verandering in CNS is autonoom en volledig endogeen
- omgeving kan performance beïnvloeden, competence niet want obv rijping CNS
Gesell
- rijpingstheorie (obv kinderen)
- vond 5 bewijzen voor theorie
- embryologische rijpingsprincipes toepassen op Mot.Ont
Gesell’s bewijs rijpingstheorie
1) er is universele invariante ontwikkeling
2) tweelingen overeenkomstig gedrag, dus moet endogeen gestuurd
3) de stadia die doorlopen worden worden niet beïnvloedt door oefenen
4) lichamelijke stoornis beïnvloedt stadia niet
5) hele gedrag is endogeen, want ook op andere gedragsterreinen overeenkomsten tussen kinderen
Rijpingsprincipes
- ontwikkeling cephalo-caudaal en proximodistaal
- wederkerige dooreenweving van gedrag
- functionele asymmetrie
- differentiatie: grofmotorisch vóór fijnmotorisch
Equifinaliteit
- kritiek op rijpingstheorie
- stadia kunnen in verschillende volgordes doorlopen worden om bij hetzelfde eindgedrag uit te komen
McGraw
- rijpingstheorie (meer interactionistisch)
- corticale inhibitie hypothese
- Jimmy & Johnny –> phylogenetische vaardigheden aangeboren, ontogenetische vaardigheden aangeleerd