college 1 Flashcards

(29 cards)

1
Q

Wat is de functie van de twee lezingen?

A

Het dempen van het te snel wijzigen van de grondwet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Door wie wordt de tweede lezing gehouden?

A

Door de “nieuwe” tweede kamer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wanneer mag de grondwet veranderd worden?

A

In de tweede lezing moet 2/3 van de eerste en tweede kamer ja zeggen tegen het veranderen van de grondwet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat voor staat is Nederland?

A

Een eenheidsstaat, want deze heeft een koning en is dus een monarchie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Voor wie geldt kiesrecht?

A

Voor mensen met een Nederlandse nationaliteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is een kiesdeler?

A

het aantal stemmen/150 (het aantal zetels)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is een voorkeurstem?

A

Een kandidaat van een lijst waarop gestemd wordt die niet de nummer 1 is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wanneer is er sprake van een voorkeurstem?

A

Wanneer een kandidaat meer dan 25% van de stemmen heeft behaald.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wie nummert alle geldige kandidatenlijsten?

A

de kiesraad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat gebeurd er met de grootst gekozen partij?

A

Deze mag een coalitie vormen. Dit is een gewoonte, geen recht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat doet een formateur/verkenner?

A

Deze kijkt wat er mogelijk is met partijen voor het vormen van een coalitie (75+1 zetels)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Door wie wordt de eerste kamer gekozen?

A

Door de provincies.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat kan de eerste kamer met een wet doen?

A

Deze kan een wet accepteren of afwijzen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de meerderheidsregel?

A

De meerderheidsregel houdt in dat wanneer een voorstel de steun van de meerderheid van de stemmen krijgt, deze verder wordt uitgevoerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de trias politica?

A

De trias politica zijn de drie staatsfuncties: wetgeving, bestuur & rechtspraak.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat mag een rechter niet doen?

A

Een rechter mag geen oordeel vellen over het feit of een formele wet voldoet aan de grondwet.

17
Q

Wat is de wetgevende macht en wie vallen hieronder?

A

De wetgevende macht is een gedeelde macht. Dit wordt geregeld door de regering en Staten generaal.

18
Q

Wie vallen er onder de regering?

A

De koning en de ministers.

19
Q

Wie vallen er onder de Staten generaal?

A

De eerste en tweede kamer.

20
Q

Wie vallen er onder het kabinet?

A

De ministers en de staatssecretarissen.

21
Q

Wie hebben de uitvoerende macht op nationaal niveau?

22
Q

Wie hebben de uitvoerende macht op provinciaal niveau?

A

de gedeputeerde staten

23
Q

Wie vallen er onder de gedeputeerde staten?

A

De commissaris van de koning en de gedeputeerden.

24
Q

Wat zijn gedeputeerden?

A

Gedeputeerden zijn de bestuursorganen van de 12 provincies in Nederland.

25
Wie hebben de uitvoerende macht op gemeentelijk niveau?
Het college van burgemeester en de wethouders.
26
Een rechter heeft onafhankelijke rechtspraak. Wat houdt dit in?
Dit houdt in dat niemand de rechter kan vertellen wat deze moet doen op zakelijk gebied.
27
Kunnen rechters andere banen hebben?
Rechters worden benoemd voor het leven door de koning. Dit houdt in dat ze tussendoor geen andere banen hebben.
28
Kan een rechter ontslagen worden?
In heel urgente gevallen kan een rechter ontslagen worden door de hoge raad der Nederlanden. Deze kan natuurlijk wel zelf ontslag indienen.
29
Wat is een minderheidskabinet?
Een minderheidskabinet is een regering waarbij een of meerdere partijen gezamenlijk minder dan 75+1 zetels hebben.