college 2 Flashcards

(19 cards)

1
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

kwaliteit van tets intrusment cotan 6 uitgangspunten

A

testcontructie, kwalitekstmateriaal en handleiding, normering, betrouwbaarheid, begripsvaliditeit, criteriumvaliditeit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

aandachtspunten diagnostiek jonge kind 8

A

snelle verandering ontwikkeling, verwevenheid op ontwikkelisngegbieden, lage voorspellende warde van testscores, speels vc schools karakyter van testafnamne, observatie van spotnaan gedrag tijdens testafname, ouders spelen grote rol bij diagnostike jonge kinderen, instrumenten voor vrogekinderlijke diagnostiek, geen of naywlijks instrumenten voor specifieke doelgropen dus aanspassingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

accomodaties en modificaties

A

acceptablen aanpassingen in materialen of procedures van etsts zonder construct aan te passen
aanpassingen die de inhoud van test aantasten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

dc 0-5

A

diagnostische classificatie van psychische en ontwikkelingstoornissen, lijkt op dsm maar dc houd rekening met snelle ontwikkeling, geindividulaiserrd behandelingsplan, hele uitgebreide beschvijng

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

dc 0-5 vijf assig classificatiesysteem

A

as1= klinische stoornissen
as2= relationele context
as3= medisch-somatisch aandoeningen en overwegingen
as4= psychosociale stressoren
as5= ontwikkeling van competenties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

bewegingsysteem 2 onderdelene

A

bewgingsapparaat= spieren, gewrichten, pezen, botten–> onderdelen om te bwegen
zenuwstelsel= czs, pzs (bewegen en gevoel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

zenuwcel en zenuw

A

neuron= ontvange en doorgveen signalen
bundel uitlopers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

neuromusculair systeem

A

aansturingsmechanisme spieren en vormt de verbinding tussen hersene en spierne

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

centrale en periferen neuronen

A

misse bij centrale–> stijve spieren, spasme, rflexen
perifer–> hersenstam en ruggenmerg mis gaatspieren jiuist erg slap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

gebieden voor motoriek

A

grote hersen en morotische schors= plannen en coordinatie van doelmatige bewegingen
kleine hersenen cerebellum= balans, houdingh en sopeirspanniung en het coordineren en aanleren van bewegingen
ruggemerg= reflexmatige bwegingeb

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

motoriek belang ontwikkeling want

A

aanwijzingen ontwniveua, neoruologische afwijkingen vaak ijn fijne en grove motoriek, hangt samen andere onwtikkelingsodmeinen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

theorieen over motorische ontwikkeling

A

neurale rijpingstheorie= ontwikkelen door gveolg van rijping hersnene, omgeving staat hier los van
dynamische systeemtheorie= ontwikkeling als gevolg van omgeving en taken, groot samenspel en in die interactie onstaatn nieuwe vaardigheden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

signslen problermen motorische ontwikkeling

A

weinig of weinig gevrieerde bewegingen, ongecontroleerd, onvoldoende geen hoofdbalans, vertraagd, ipv kruipen tijgere, billenschuiven of hoppen, achterblijven van lichaamshelft, afwijkend loopppatroon, persisterende vuisjtjes, overtrekken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

kinderrevalidatie

A

vorm van zorg, gericht op het voorkomen of verminderren van belemeringen in de ontwikkeling van activiteitn en participatie van kinderen ne jongeren meteen ziekte of aandoeining die doorgaans leidt tot stoornissen in de motoriwk en of beperkinge in de mobiliteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

indicatie voor kinderrevalidatie

A

ersnt, mate van progresiviteit van de aandoening, gevolgen van de aandoeing voor activietien en maatschappelijk particiaptie, andere domeine fucntioneeren, gezin interctaies, wijze waarop ouders en kinderen peoblemen mbt de aandoeinign ervaren.

17
Q

hoe maakt spier vrijwillige beweging

A

elektrisch signaal vanuit brein, door rugenmeer naar de anterior horn en gaat zo via een axon naar een neuromusculair knooppunt. agonisten spieren verstekren erlkaars bewegingen, en antagonist spieren zijn tegenovergesteld.

18
Q

muscle tone en krscht

A

msucle tone= vermogen van spier om uit te rekken en te reageren op signalen. bij kracht gaat het om hoeveel kracht de spier actief kan uitoefenen