College 5: Landbouw, handel en stad (KA 13 en 14) Flashcards

1
Q

(inleiding) Wat is de Magna Carta?

A

Eerste document waar de koning ondergeschikt wordt gemaakt aan de wet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe zag Europa er rond 1000 jaar uit?

A
  • Achterlijk Barbaars
  • Dunbevolkt
  • Houten tijdperk (primitief)
  • Boeren kampen met klimaat, misoogsten, ondervoeding en ziekten
  • Allerbeste gronden krijgen permanente landbouw
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

In welke periode wordt de basis gelegd voor Europa als wereldmacht?

A

1000-1500

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de kenmerkende aspecten van tijdvak 4?

A
  • Economie: opkomst handel en ambacht
  • Steden/Burgerij: opkomst stedelijke burgerij
  • Kerk-Staat: conflict over de wereldlijke of geestelijke macht
  • Kruistochten: expansie christelijke wereld
  • Staten: begin staatsvorming en centralisatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Beschrijf de sociaaleconomische ontwikkeling!

A
  • Van Agrarische samenleving naar Agrarisch-Urbane samenleving
  • 1000-1300 up / 1300-1450 down / Na 1450 up
  • Productiviteitsstijging landbouw en ontginningen
  • Opkomst handel en nijverheid, gereorganiseerd in gilden en Hanze
  • Opkomst middeleeuwse stad, uit koopmansnederzetting met eigen rechtspraak
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Beschrijf de politieke ontwikkelingen!

A
  • Van feodale rijken (vorst) naar institutionele monarchieën (kroon)
  • Constante tegenstelling vorst-adel
  • Tijden van centralisatie en adelsreactie wisselen elkaar af.
  • Uit het feodale overlegorgaan ontstaat de standenvereniging
  • Ontstaan stadsrechten en nationale charters (Magna Carta)
  • Standenindeling (bidders, vechters, werkers) doornsneden door stedelingen.
  • Stad als bondgenoot van centraal gezag.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Beschrijf de godsdienstige ontwikkelingen!

A
  • Strijd Kerk-Staat om de macht over christenheid
  • Kerk in 1000 ondergeschikt
  • Reactie: kloosterhervormingen en kerkhervorming, inhoud: machtige kerk
  • Hieruit komen voort: Investituurstrijd, godsvredebeweging en kruistochten (in samenhang!)
  • Hoogtepunt Kerkelijke macht: 1200
  • Na 1300 verval: ballingschap en kerkscheuring
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Beschrijf de eindbalans van de sociaaleconomische ontwikkelingen in 1500!

A
  • Agrarisch-urbane samenleving met handelskapitalisme, geleid door kooplieden
  • Economische hausse vanaf 1450
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Beschrijf de eindbalans van de politieke ontwikkelingen in 1500!

A
  • Italië en Nederlanden met semiautonome stadstaten
  • Moderne staten: nationaal, monarchaal, bureaucratisch, parlementair
  • Europa in het offensief, ontdekt de wereld 1492, uitzondering Ottomaanse rijk 1453
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Beschrijf de eindbalans van de sociaaleconomische ontwikkelingen in 1500!

A
  • Voortdurend onrust binnen Kerk: armoedebewegingen
  • Ontwikkeling naar nationale kerken
  • In steden: mobiliteit, vrijheden, ondernemingszin en uitvindingen – boekdrukkunst, kompas, buskruit etc
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Begin tijdvak 4 ontstaat er een ontginningsgolf. Wat is daar de belangrijkste oorzaak van?

A

technologische vernieuwingen!

Zware kar- of keerploeg: dieper omkeren van akker
*Met tweewielig onderstel → minder trekkracht vereist

*Met ijzeren onderdelen: rister of keerbord: keert grond om

met verbeterde ploegtractie: ossenspan of paard.
NB: (!) Uitvinding haam: adem niet afgesneden door trekkracht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat was het resultaat van de ontginningen?

A
  • Toenemende marktgerichte productie en huisnijverheid en handel.
  • Nieuwe nederzettingen met kolonisten: optekening van rechten/plichten = rechtszekerheid = boerenvrijheid
  • Ontginningen mogelijk in richting van zware, vruchtbare kleigronden, stijging productiviteit
  • Mede hierdoor: verschuiving economisch zwaartepunt in Europa naar noorden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Periode van stagnatie na 1300: plafond is bereikt. Waarom dan? (5)

A
  • Steeds meer families op een lap grond: overbevolking
  • Vooruitgang 1000-1300 was vooral kwantitatief: (meer hectares), niet kwalitatief
  • Bovendien structurele gebreken rond 1300:
  • erosie door ontbossing
  • ingebruikneming van zogeheten ‘marginale gronden’: kwetsbaar
  • Klimaatsverandering: na 1300 kouder en natter
  • rampjaren 1315-1317 in Vlaanderen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

In deze situatie gebeurde er ook nog iets anders heftigs. Wat?

A

In deze verslechterde situatie, met sloeg Yersinia Pestis toe.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Noem kenmerken van deze ziekte.

A

Genadeloos: 1/3 Europese bevolking= 25 tot 30 miljoen doden

Onvoorspelbaar: absoluut geen weet over oorzaken

Bruine rat, met vlo

met bacterie in maag-darmkanaal: Yersinia Pestis die bij beet werd overgedragen

Builenpest (opgezette lymfeklieren onder oksel)

Indien ook longen aangetast: longpest, dan directe verspreiding via hoesten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe werd de pest verspreid?

Welke symboliek wordt gebruikt?

A

Verspreiding via scheepsroutes handel: van Krimkolonie van Genua naar noord-Europa

Symboliek: Memento Mori en Dance Macabre

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

HANDEL EN GELD

DE COMMERICIELE REVOLUTIE

HUNT LEZEN CHAPTER 10

A

..

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Van achterstandsgebied waar echte rijkdom in Byzantium en echte kennis in Arabische wereld, naar het meest dynamische gebiedsdeel in 500 jaar.

Noem drie hoofdontwikkelingen van de DE COMMERICIELE REVOLUTIE.

A
  1. Demografische groei
  2. Agrarische vooruitgang
  3. Uitvindingen en vernieuwingen*

*Op gebied van transport, zoals kustlijnkaarten, astrolabium = primitief kompas
Op gebied van handel: volgende dia

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat waren de vernieuwingen op het gebied van handel in Italië? DEZE MOET JE KENNEN!!!!

A

Vernieuwingen op het gebied van de handel
In Italië 11e-12e eeuw, vooral met betrekking tot handelstechnieken:

  1. Ricorsa of wisselbrief*: krediet, schuldbekentenis
    Is vorm van giraal geld (giro: ronde, direct)
  2. Entrepreneurs, vaak in handelsondernemingen: compagnieën (cum pane, brood delen), met handelsvertegenwoordigers in vreemde natie.
  3. Nog een Italiaanse uitvinding: geld na verstrekken van onderpand
    In te leveren bij lommerd
    Genoemd naar: Lombardije
  4. Beurs*: plaats waar in wissels (schuldbekentenissen) werd gehandeld.
    Benaming: Latijnse ‘bursa’ op uithangbord van panden waar kooplieden handelden
    Andere uitleg van naam: naar woning van Brugse koopman Van der Burse
    Sinds 1309 formeel: de Brugse Beurs
    14e eeuw in Venetië: ook handel in staatsschulden -obligaties.
    NB: Aandelen in tijd vak 5 en 6 (VOC)
  5. Nieuwe handelsmunten
    12e eeuw: nieuwe gouden munten in Italië:
    Florijn (Florence, met lelie) en Ducaat (Venetië),
    Navolgingen in overig Europa: goudgulden
    (Hollandse Florijn ƒ)
  6. Hunt ‘faires’ Jaarmarkten: op ontmoetingspunt meest verstedelijkte gebieden: Italië en Vlaanderen, wolhandel met Engeland.
    Georganiseerd door vorsten: garanderen marktvrede, vrijgeleide, lage tollen
    12e eeuw: netwerk in Champagne, met cyclus (op feestdag plaatselijke heilige) soms 2x p.j.: hete markt en koude markt
    En op den duur met specialisatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Economie heeft ook een mentaal aspect. Welk? En geef voorbeelden.

A

Hoe omgaan met geld en winst?

Bijbelverhaal De rijkaard en Lazarus Dives et pauper
verhaal lag bij iedere rijkaard onder hoofdkussen! → slecht geweten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat was de reactie op welvaart in de steden (en rijke monnikenorden op platteland)?

A

Ontstaan armoedebewegingen vanaf 12e eeuw in Italiaanse steden.

22
Q

Welke religieuze groepen/ordes hielden zich hiermee bezig?

A
  • Bedelmonniken Franciscanen of Minderbroeders
  • En Dominicanen
  • Ketterijen, zoals de Katharen
23
Q

BELANGRIJK!!!!!!

Welke conclusies kunnen we trekken uit het Collegeonderwerp ‘landbouw en handel’ ?

A
  • Landbouw: vooruitgang, vanaf 1000 door techniek (voorbeelden kunnen noemen: drieslagstelsel, keerploeg, paardeninspanning - haam) en ontginningen, plafond bereikt in 1300, specialisatie na 1400.
  • Pestepidemie: benoem juiste en onjuiste oorzaken en gevolgen, negatief en positief.
  • Handel: nieuwe technieken (voorbeelden kunnen noemen), geld drong door in hele maatschappij.
  • Handelskapitalisme met tweeslachtige reactie hierop: ook afkeuring (voorbeeld kunnen geven)
24
Q

De middeleeuwse gilden

A

..

25
Q

Wat is gilde?

Deze benaming is nu nog steeds bekend. Waardoor?

A

beroepsvereniging

Dominant in middeleeuwse stad: gilden of corpora = beroepsverenigingen, per beroep (ambacht)

  • Schuttersgilden – met vendeliers (Brabant) en geweren (Limburg)
  • Gildehuizen in steden, bijv. Antwerpen, Brussel
  • Corporatisme 19e eeuw: antwoord op kapitalisme – ‘natuurlijke’ samenwerking
  • Studentenverenigingen: corpora
26
Q

Wat zijn de kenmerken en functie van (alle) gilden? (5)

A

*Organisatie van gelijkwaardige, zelfstandige bazen/baasjes binnen een ambacht of bedrijfstak

  • Ontstaan uit ‘moedergilde’: het koopmansgilde
  • Functie: jouw gilde beheerste alle aspecten van stadsleven, van geboorte tot overlijden.
  • Alle voorzien van eigen festiviteiten, eigen kerken, eigen patroonheilige
  • Voorloper van de zuilen uit de 20e eeuw.
27
Q

Geef een voorbeeld van een patroonheilige en geef wat kenmerken weer.

A

Barbara van Nicomedië
mooie, vrome meid uit 3e eeuw
met vele aanbidders, door heidense vader verstopt in een toren en vermoord.
Gods straf: vader getroffen door bliksem.

Attributen = kenmerken: toren met 3 ramen, ook wel: kanon, bliksem
Populaire schutspatroon voor MIJNWERKERS

28
Q

Wat zijn de functies van het koopmansgilde?

DEZE MOET JE KENNEN!

A
  1. Solidariteit, nabuurschap, broederschap met beroepsgenoten, met caritas (liefdadigheid)
  2. Identiteit: benadrukken van positie gilde binnen stedelijk leven
  3. Belangenbehartiging

Vandaar:
Uitstoting als dwangmiddel binnen gilden
Was ergst denkbare straf, want je werd buiten je familie gezet!

29
Q

Gilden gaan zich op een gegeven moment afsplitsingen. Vermeld in punten de ontwikkeling hiervan.

A
  1. Belangentegenstelling koopman (wil lage kostprijs) en ambachtsman (wil goede prijs voor producten) → ambachten willen eigen organisaties: ambachtsgilden
2. Dan: differentiatie per bedrijfstak: 
leerlooiers, 
slagers, 
bakkers, 
kuipers, 
brouwers, 
zadelmakers, 
(edel)smeden, 
mandenmakers, 
Barbier -chirurgijns

NB: die elkaars nabijheid opzochten (in zelfde wijk of straat)
Herkenbaar aan uitgangborden

  1. En ook differentiatie binnen de bedrijfstak, vooral binnen wol-ambacht (zie latere dia)
4. Gilde is in principe platte (horizontale) organisatie 
maar gaandeweg meer hiërarchie: 
Meesters
Gezellen
Leerlingen
  1. GIlden krijgen politieke macht (PERSOON: Jacob van Artevelde, oriëntatie)
  2. Onrust in laatmiddeleeuwse steden (opstanden), voorbeeld oriëntatie Ciompi)
30
Q

Wat is het doel van de ambachtsgilden en zijn tevens de voordelen?

A

SIB +

  • Kwantiteit van productie: toezicht op markt, ordening vraag en aanbod (marktregulering)
  • Kwaliteit van de productie, ook door een interne opleiding: deskundigheid binnen beroepsgroep
31
Q

Welk nadeel hebben de ambachtsgilden?

A

Steeds meer regels, steeds meer belemmeringen, in één woord CORPORATIEDWANG.

In het personele vlak: AFSCHERMING beroep voor buitenstaanders en nieuwelingen

In het economische vlak: MONOPOLIE op de lokale markt
 misbruiken

Gevolg: conservatisme leidt tot VERSTARRING

32
Q

Noem een voorbeeld van differentiatie in de bewerking van een product binnen een bedrijfstak. Leg dit ook uit.

A

Wol

Dominantie wolnijverheid in middeleeuwse stad:
Motor van stedelijke economie!

textiel:
Vlasnijverheid → linnen
Wolnijverheid → laken

Katoen pas in 14e eeuw ontdekt
Plaatje uit reisverslag Jan van Mandeville:
beschouwt katoen als schaapjes in planten!
18e eeuw, katoennijverheid in Engeland: boost voor IR

33
Q

Hoe verliep de behandeling van linnen en lakenfabricage?

A
  1. Spinnen: was vrouwenarbeid, met spintol of spinstokje.

Middeleeuwse introductie, rond 12e eeuw: spinnenwiel

  1. Weven = verweven van breedtedraden door lengtedraden (schering en inslag)
    was mannenarbeid in eigen werkplaats
    Eerst op verticale weefstoel met gewichten aan draden.
  2. Vollen of vervilten: stampen van laken in urinebassin; middeleeuwse uitvinding: volmolen.
  3. Verven: gebeurde tijdens alle productiefasen (van vacht, van draad, van laken): wede (blauw) meekrap (rood) , wouw (geel)
  4. Snijden Verwerken van laken naar kleding: door snijders of kleermakers
34
Q

Leg kort de werking uit van STAP 2: weven van verticaal en horizontaal weefgetouw.

A

VW: Met stenen als gewichten

HW: Middeleeuwse uitvinding, met ‘schering en inslag’
pedalen zorgden voor schering
draad op spoel op en neer
zorgde voor inslag: heen en weer

35
Q

Einde tijdvak 4 betekent opkomst handelskapitalisme. Wat betekende dit voor de textielindustrie?

A

Productie door zelfstandige meesters (ambachtsbazen) in hunwerkplaatsen,

in opdracht van drapeniers: textielkooplieden, die opdrachten geven aan meesters – in stad of op platteland

Nadruk bij hen, niet bij fabrikanten – zoals in tijd van industrieel kapitalisme

Benaming: Verlagsystem of putting out-system

36
Q

De middeleeuwse stad

kooplieden – stadsrecht - stadsbestuur

ONDERZOEKSVRAGEN:

Kenmerken

In hoeverre is middeleeuwse stad uniek in wereldgeschiedenis?
Wat is belang van middeleeuwse stad voor geschiedenis vanaf tijdvak 4?

Totstandkoming

Fasering van proces. Wie nemen initiatief? Verhouding tussen stadsheer en inwoners

Werking

Welke inhoud: bestuursorganen, met welke taken en rechten?

A

37
Q

De uitspraak ‘Stad als doorbraak van het oude’.

Leg dit uit!

A

Antieke steden: verlengstuk van traditionele, landelijke politieke belangen.

Europese middeleeuwse stad is doorbraak

Anders gezegd:
- Een buitenbeentje in agrarische statische maatschappij
- Een ‘vrijplaats’ of enclave buiten de macht van adel
Met afwijkende beroepen en waarden: onderneming, winst, geld → dynamisch

38
Q

Waardoor kreeg dat buitenbeentje een kans?

A

Door bondgenootschap steden met koningen – gericht tegen adel

Want: onmisbaar dankzij twee factoren: geld, juridische kennis

  • Resultaat (belang): stad drukt op den duur stempel op hele maatschappij: tijdvak 4 heet daarom ‘steden en staten’
  • Dynamiek van handelskapitalisme (tijdvak 5) komt voort uit middeleeuwse stad
  • Wetenschap komt voort uit universiteiten in vrije steden (libertas in zegel Bologna)
39
Q

Periodisering: verdwijnen en opleving stad

Hoe was situatie in late oudheid/vroege middeleeuwen? Welke drie mogelijkheden?

A
  • Geheel verdwijnen - discontinuïteit
  • Ongeschonden voortbestaan
  • Daartussenin, waarschijnlijk meest voorkomend: inkrimpen en opleven na 1000
40
Q

Wat waren de voorwaarden voor het opleven van een stad?

A
  • Opleving handel, agrarisch surplus, bevolking: vanaf 1000
  • Gunstige locatie – aan handelswegen
  • Veiligheid – bescherming voor koopmansbedrijf
41
Q

Ontstaan: rol kooplieden hierbij.

Opkomst handel na 1000: kooplieden vestigen zich bij een nederzetting. Zij vormen een PRE STEDELIJKE KERN Waar?

A

Opkomst handel na 1000: kooplieden vestigen zich bij een nederzetting:

Rondom:

Kathedraal (bisschop )
Karolingisch paleis (palts)
Of grafelijke burcht

42
Q

Naast pre-stedelijke kern komt koopmansnederzetting (Latijn: vicus, portus).

Waar settelde zo’n nederzetting zich?

A
  • in de nabijheid van oude kern,
    want behoefte aan veiligheid
  • maar tevens afgezonderd ,
    om sociale reden: onderlinge bijstand tussen kooplieden, vorming van een commune of eedverbond
43
Q

Vicus betekent wijk. Noem twee voorbeelden van plaatsnamen in Nederland die dus van oorsprong een handelsnederzetting waren.

A

Wijk bij Duurstede = Dorestad (?)

Wijck = Céramique bij Maastricht

44
Q

Waarom afgezonderd?

A

Andere redenen:

  • Mentaal: eigen identiteit: wij zijn anders!
  • Juridische reden: behoefte aan afzondering van oude landrecht

*Uitbannen van adellijke veten: eigenrichting, met wraak en weerwraak.
Stad = geen plaats van oorlog, maar van ‘vrede’ – synoniem aan stadsrecht

*Handelscontacten kooplieden vereisen snelle beslissingen: ‘snelrecht’

45
Q

Er ontstaan twee soorten rechtspraak.(juridische gespletenheid). Welke twee en geef kenmerken,

A
  1. landrecht in oude kern: traag, meestal ongeschreven gewoonterecht
  2. koopliedenrecht in vicus, met voordelen:
    * Sneller
    * Staat op schrift, dus rechtsbescherming
46
Q

Uiteindelijk komt er een juridische eenwording. Leg dit uit.

A

Na verloop van tijd:

Oude kern neemt voordelige koopliedenrecht over

Dus:

koopliedenrecht wordt stadsrecht Ook wel: keur,vrede

Verleend door stadsheer op een charter of oorkonde, met zegel

47
Q

Laatste fase is het verdwijnen van geografisch onderscheid. Leg dit uit.

A

Laatste fase: symbolische eenwording oud en nieuw door gezamenlijke ommuring
Tegenstelling nu niet meer: oude kern – vicus, maar stad – platteland
Stad wordt “uit het land gelicht” - enclave

48
Q

Geef een samenvatting van de ontwikkeling van de middeleeuwse stad.

A
  • Geografische afzondering: oude kern – koopmansnederzetting
  • Juridische afzondering: oude landrecht naast koopmansrecht
  • Juridische eenwording: koopmansrecht wordt stadsrecht
  • Geografische eenwording: stadsmuren
49
Q

Wat zijn de voer elementen van het stadsrecht en licht deze kort toe.

A

vrede + vrijheid + autonomie + gelijkheid

*Plaats van vrede, waar het recht op wraak en eigenrichting van de edelen niet gold.

*Plaats met persoonlijke vrijheid
Asielrecht, na 1 jaar en 1 dag: gezegde ‘Stadslucht maakt vrij’ - aantrekkingskracht op buitenwereld.

*Autonomie
Bepalingen ten opzichte van de stadsheer in bestuur en rechtspraak: zie volgende dia

*Gelijkheid:
Stadsrecht is in principe horizontaal: geldt voor alle stedelingen. Allen zijn poorters

-Veelzeggend: woord ‘poorters’ is afgeleid van portus, want kooplieden zijn dominant

Bepalingen gelden voor alle poorters (in tegenstelling tot platteland)

50
Q

Uit welke twee organen bestaat het stadsbestuur en geef een toelichting?

A

Twee organen

  1. Schepenbank: een juridisch en bestuurlijk orgaan

Het meest aristocratische orgaan:
Met schout of dorst= vertegenwoordiger namens stadsheer (koning, vorst of graaf)

Taak schout:

  • Voorzitter
  • Handhaver
  • Aanklager

Taken schepenen:

  • wetgeving (keuren)
  • en rechtspraak

Aanvankelijk benoemd door stadsheer, maar wel uit poorters! Later door poorters zelf, met goedkeuring door heer.
Latere benaming – tijdvak 5 en tijdvak 6 (Regenten en vorsten): regenten, een steeds meer besloten groep.

  1. Vroedschap (gemeenteraad): een bestuurlijk orgaan

Vanaf 12e –13e eeuw opkomst van nieuw orgaan: brede volksvergadering.

  • Benaming: de ‘gemeente’, of (grote of brede) raad of vroedschap
  • Typering: meest ‘democratische’ orgaan, voor héél de stad, niet alleen de elite
  • Taken: uitvoerende, administratieve taken, benoemingen, financiën, armenzorg.
  • Leden:

raadsleden
bijzondere raadsleden met controle op penningen: burge(r)meesters