College 6 Flashcards

(29 cards)

1
Q

wat is multidisciplinair samenwerken?

A

Soms overlegmomenten
Geen gemeenschappelijke visie
Geen idee van wie waar mee bezig is bij patient
Er is GEEN persoon aanspreekbaar als aanspreekpunt voor patient

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is interprofessioneel samenwerken?

A

Er is een aanspreekpunt voor patient.
Gezamelijk doel tussen zorgverleners.
Iedereen op hoogte van zorg van patient

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat zijn taken van de voorzitter?

A
Voorbereiding van overleg
spelregels handhaven
omgaan met ongewenste rollen
beslissingen nemen
groepsvorming
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat zijn voorbeelden van ongewenste rollen?

A
De clown
de zondebok
de grijze muis
de ster
de langdradige
de dominante
de negatieveling
de conflictstarter
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

hoe nemen van een beslissing?

A

Voordelen overwegen
nadelen overwegen
risicos overwegen
kosten overwegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Nemen van beslissing mogelijkheden?

A

Meerderheid beslist
beslissen vanuit autoriteit of expertise
gedelegeerde beslissing
beslissen vanuit consensus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

nadelen van meerderheid beslist?

A

Kan tweedeling teweegbrengen
Niet per se beste keuze
expertise telt niet mee

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe gaat beslissen vanuit autoriteit/expertise?

A

Lid van team dat meeste ervaring heeft bepaald eindbeslissing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is beslissen vanuit consensus?

A

Beslissing te komen waar elk lid achter staat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke interactiestijlen zijn er?

A

overleggen
overtuigen
delegeren
instrueren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Veel ondersteuning + weinig sturing =

A

overleggen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Veel ondersteuning + veel sturing =?

A

overtuiging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Weinig ondersteuning + weinig sturing =

A

Delegeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Weinig ondersteuning + veel sturing =

A

instrueren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn de fases van groepsvorming?

A
forming
storming
norming
performing
adjouring
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Betekenis forming

A

Groep is onbekwaam en niet bereid en onzeker

17
Q

Betekenis storming

A

Opstandigheid en conflicten tussen groepsleden. Focus op relaties. Groep is onbekwaam maar bereid

18
Q

Betekenis norming

A

goede harmonie. Groep is bekwaam maar niet bereid

19
Q

Betekenis performing

A

Open groespklimaat
Sterk eenheidsgevoel
Groep is: bekwaam en bereid

20
Q

Betekenis adjouring

A

Aandacht voor afscheidsproces

Groep is bekwaam en bereid en niet zeker

21
Q

waar staat DM voor?

A

Disease management

22
Q

Wat is DM?

A

Strategie om kwaliteit van zorg te erbeteren bij patienten met een chronische aandoening

23
Q

Waar staat CM voor?

A

Case/care management

24
Q

Verschil DM en CM?

A

DM –> populatieniveau

CM –> patientenniveau

25
De 3 domeinen van CM
Patient-centered outcomes quality of care resource utilization
26
Wat is shares care?
gezamelijke organiseren en structureren van zorg
27
Domeinen van het interprofessioneel zorgplan
Huidige situatie Doelen en bezorgdheden Acties en interventies Evaluatie
28
Welke domeinen kun je teamwerk evalueren?
Kennis Vaardigheden Attitude Teamkenmerken
29
Opbouw van ICF model
Ziekte aandoeningen - Functies- activiteiten- participatie externe factoren -- persoonlijke factoren