college 7

Question 1

hypothalamus

Answer 1

Dient als een hub voor de meeste drives. Het is gevoelig voor hormonen. Hier is het beloningsmechanisme van het brein gelokaliseerd.

Question 2

hypofyse

Answer 2

Het hormooncentrum.

Question 3

instinct doctrine

Answer 3

Richt zich op gedrag dat komt door instinct (onwillekeurig, aangeboren gedrag)

Question 4

fixed-action pattern

Answer 4

Instinctief gedrag bij mensen.

Question 5

modal action pattern

Answer 5

Instinctief gedrag bij dieren.

Question 6

arousal theorie

Answer 6

Iedereen heeft een eigen optimaal arousal niveau, dat behouden wil worden.

Question 7

incentive theorie

Answer 7

Gaat over motivaties uit de omgeving, behoeftes en gedachten. Het gaat over de invloed van de omgeving (externe krachten). Hoe sterk bepaalde incentives (stimulatie) jouw gedrag beïnvloeden is niet constant, zoals wanneer je honger hebt beïnvloedt eten wel je gedrag. Er zijn positieve incentives en negatieve incentives.

Question 8

drive reduction theorie

Answer 8

Gaat over motivaties. Ons lichaam heeft behoefte aan homeostase. Door een verstoorde homeostase ontstaat een biologische need, die dan een drive wordt tot bepaald gedrag.

Question 8

Maslov theorie

Answer 8

Gaat over motivaties door behoeftes. Als je niet aan behoefte op een lager niveau kan voldoen, dan ook niet die daarboven. De niveaus van hoog naar laag: (1) Self actualization
(2) Esteem
(3) Love
(4) Safety
(5) Physiological

Question 9

primary drives

Answer 9

Aangeboren need, zoals eten.

Question 10

secondary drive

Answer 10

Later ontwikkeld en aangeboren need, zoals behoefte aan geld.

Question 11

intrinsieke motivatie

Answer 11

Iets doen omdat jij dat wil of leuk vindt. De beloning komt uit jezelf.

Question 12

extrinsieke motivatie

Answer 12

Iets doen vanwege een externe beloning of omdat het moet, tastbaar/waardering/geen straf.

Question 13

jojo-effect

Answer 13

Wanneer je op een streng dieet gaat, denkt je lichaam de volgende keer dat er eten is, dat het zoveel mogelijk moet eten, omdat het anders weer te weinig krijgt daarna.

Question 14

satiation

Answer 14

Vol zitten tijdens een maaltijd.

Question 15

satiety

Answer 15

Vol zitten tussen maaltijden in.

Question 16

bulimia

Answer 16

Te weinig eten en daarna binge episodes krijgen, waarna het wordt overgegeven. Bij binge eating disorder wordt het niet overgegeven.

Question 16

sexual response cycle

Answer 16

Er zijn 5 fases: excitement, plateau, orgasmic, resolution en refractory period.

Question 17

excitement (sexual response cycle)

Answer 17

De eerste fase van de cyclus kan worden opgewekt door visuele beelden of gedachtes.

Question 18

orgasmic (sexual response cycle)

Answer 18

De derde fase die bereikt wordt als de tweede fase een tijdje wordt doorgezet.

Question 18

plateau (sexual response cycle)

Answer 18

De tweede fase die plaatsvindt bij aanraking.

Question 19

resolution (sexual response cycle)

Answer 19

De vierde fase, een staat van ontspanning.

Question 20

refractory period (sexual response cycle)

Answer 20

De vijfde fase die alleen bij mannen plaatsvindt, vrouwen kunnen langer door.

Question 21

drie belangrijke seks hormonen

Answer 21

Estrogens (estradiol) bij vrouwen, progestational (progesterone) bij vrouwen en androgens (testosteron) bij mannen.

Question 21

seksuele gerichtheid

Answer 21

Is aangeboren in het brein. Zo zijn eeneiige tweelingen vaker homoseksueel dan twee-eiige. Ook is het zo dat jongens met veel oudere broers vaker homoseksueel zijn, omdat de hormonen van de moeder veranderen na veel zoons te krijgen. Adoptiefamilies hebben dus niet dat jongere broers vaker homoseksueel zijn.

Question 22

de vier basisemoties

Answer 22

Boos, bang, blij en verdrietig.

Question 23

selectieve aandacht

Answer 23

Het vermogen om de aandacht te richten op één taak of stimulus, zoals dat je overal zoekt naar een spin.

Question 23

emoties vs stemming

Answer 23

Emoties zijn kortdurend, stemming is langdurig.

Question 24

James-Lange peripheral theorie

Answer 24

Beweert dat emoties voortkomen uit fysieke reacties in je lichaam op bepaalde stimuli. Er is activiteit in het peripheral nervous system ipv het central nervous system. Deze theorie vormt de basis van leugentesten. Fysiologische activiteit wordt gelabeld als emoties.

Question 24

alexithymie

Answer 24

Geen woorden hebben voor emoties, dus reageer je fysiek.

Question 25

Cannon-Bard cerntral theorie

Question 26

Lazarus cognitive-appraisal theorie

Question 27

Schachter-Singer theorie

Question 28

excitation transfer theorie

Answer 28

Stimuli van de ene ervaring worden gekoppeld aan een andere, zoals wanneer je een jongen tijdens een feestje heel leuk vindt, doordat het feestje leuk is, maar je hem de volgende ochtend eigenlijk toch niet zo leuk vindt.

Question 29

social referencing

Answer 29

Iemands emotionele expressie beïnvloedt het gedrag van een ander.

Question 30

facial feedback hypothesis

Answer 30

Een variant van de James-Lange theorie, waarin wordt beweerd dat gezichtsuitdrukkingen genoeg informatie bevatten om een bepaalde emotie op te wekken.

Question 31

approach-approach conflict

Answer 31

Wanneer er gekozen moet worden tussen twee positieve opties.

Question 31

avoidance-avoidance conflict

Answer 31

Wanneer er gekozen moet worden tussen twee negatieve opties.

Question 32

approach-avoidance conflict

Answer 32

Wanner er zich een keuze voordoet met voor- en nadelen (bv een leuk concert net een irritant persoon).

Question 33

multiple approach-avoidance conflicts

Answer 33

Twee pf meer keuzes hebben die allemaal met voor- en nadelen komen.