College 8: Pijn Flashcards

(69 cards)

1
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

functie van pijn

A

signaleren van beschadiging, zorgt dat we blijven overleven omdat het ons beschermd tegen schade of een infectie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

pijn langer dan drie maanden?

A

dan kan de orginele fysieke pijn al weg zijn, maar je zenuwen zijn waarschijnlijk aangetast

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

definitie van pijn

A

onplezierig sensorische en emotionele ervaring, met echte of potentiële schade

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

2 typen pijn gebaseerd op tijdsduur

A
  1. acuut
  2. chronisch
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

acute pijn

A
  • een signaal van ziekte of letsel
  • waarschuwing voor potentiële schade
  • hersteld = geen acute pijn
  • duur < 6 weken
  • makkelijker te behandelen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

chronische pijn

A
  • hoeft niet zichtbaar te zijn of na schade te komen
  • geen adaptief doel
  • niet zo makkelijk weg
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Acute of chronische pijn: gevallen –> arm gebroken?

A
  • acute pijn, als gevolg van een val + als doel om schade aan te geven
  • ook is het ongeveer binnen 6 weken genezen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

typen chronische pijn

A
  1. benigne pijn
  2. progressieve pijn
  3. herhaalde acute pijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

benigne pijn

A
  • een type chronische pijn
  • niet ernstig, wel vervelend
  • > 6 maanden
  • pijn kan variëren over tijd
  • vrij onresponsief voor behandeling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

progressieve pijn

A
  • type van chronische pijn
  • pijn kan toenemen
  • > 6 maanden
  • bijvoorbeeld een kwaadaardige afwijking (maligniteit)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

herhaalde acute pijn

A
  • een type chronische pijn
  • acuut in karakter
  • chronisch in conditie
  • bijv. een migraine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat voor soort pijn is een migraine?
A: chronische pijn –> benigne pijn
B: chronische pijn –> progressieve pijn
C: chronische pijn –> herhaalde acute pijn
D: acute pijn

A

C, acuut in karakter, maar chronisch in conditie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

risicofactoren van pijn/kunnen pijn verergeren

A
  • trauma
  • angst
  • stress
  • catastroferen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

beschermende factoren van pijn/hebben positieve invloed op pijn

A
  • sociale support
  • coping
  • acceptatie
  • zelfredzaamheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

3 typen pijn gebaseerd op oorzaak/plek

A
  1. nociceptieve pijn
  2. neuropathische pijn
  3. centrale sensitisatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

nociceptieve pijn

A
  • 1 van de typen pijn gebaseerd op oorzaak/plek
  • als gevolg van weefselschade veroorzaakt door trauma, niet-genezende verwonding of ontstekingsprocessen
  • reumatische aandoeningen
  • inflammatoire aandoeningen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

neuropathische pijn

A
  • 1 van de typen pijn gebaseerd op oorzaak/plek
  • als gevolg van letsels of schade aan het zenuwstelsel
  • perifeer zenuwstelsel –> lyme
  • centraal zenuwstelsel –> parkinson
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat voor soort pijn is MS?

A

neuropathische pijn aan het centrale zenuwstelsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

centrale sensitisatie

A
  • 1 van de typen pijn gebaseerd op oorzaak/plek
  • als gevolg van veranderde perceptie van het lichaam
  • gevoeligheid
  • bij. fybromyalgie of fantoompijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

pijndrempel/pain treshold

A

het punt waar op iets pijn begint te doen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

pijntolerantie/pain tolerance

A

de mate waarin een pijnlijke prikkel verdragen kan worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

het pijnpad

A
  • Descartes
  • bron van pijn bericht naar perifeer zenuwstelsel, ruggenmerg en zo naar het brein, dan gaat het weer terug
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

wat als je door pijn je ledemaat niet meer wilt gebruiken

A

dan kan je uithoudingsvermogen minder worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
waarom is het goed om in beweging te blijven als je pijn hebt
er is een vicieuze cirkel: - pijn --> niet meer bewegen --> energie omlaag --> effect op slaap --> energie en gemoedstoestand negatief beïnvloedt
26
voordelen van pijn:
1. primair: expressie van pijn --> tegengaan van negatieve consequentie 2. secundair: als pijngedrag een positieve uitkomst geeft (jij hebt pijn, laat mij maar tillen) 3. tertiar: als een ander zich goed voelt dat ie kan helpen
27
als pijn wordt beloond, kan het volgende gebeuren:
- dramatisering van klachten - drugsmisbruik door over-medicatie - afhankelijk van anderen door aangeleerde hulpeloosheid en verminderd gebruik van copingsstrategiën - invaliditeit door inactiviteit
28
verschillende modellen over pijn
1. ui van Loeser 2. model van Gatchel 3. Pijn-vermijdingsmodel van Vlaeyen
29
Ui van Loeser
- pijnmodel 1. pijn door cociceptie 2. ervaren van pijn, bewust worden 3. subjectieve ervaring, pijn lijden 4. actie = pijngedrag
30
model van Gatchel
- pijnmodel - waarom acute pijn chronisch kan worden - pijn betekent schade - conditioneringsprocessen 1. eerste fase: stress, angst 2. tweede fase: pijn aanzetten, psychologsich 3. derde fase: geconsolideerd, acceptatie van "ziekterol"
31
Pijn-vermijdingsmodel van Vlaeyen
- schade --> pijn --> angst speelt centrale rol --> welke route neem je? - bijv.: pijnervaring --> pijn catastroferen --> pijn-gerelateerde angst --> vermijding --> disuse, depression, dissability --> cirkel - bijv.: pijnervaring --> geen angst --> confrontatie --> herstel
32
onderdelen van pijn catastroferen
- overpeinzen - vergroten - verminderen van eigen potentieel
33
vermijdingsgedrag is gerelateerd aan
- angst voor pijntoename - rust zorgt voor minder pijn - voordelen
34
verschillende pijntheorieën: pijn als sensatie
1. Epicurus, Descartes en Von Fray: specifiteit van pijn 2. Goldschneider: patroontheorie - geen psychologie!
35
specifiteittheorie
- een van de sensatietheorieën - Epicurus, Descartes en Von Fray - pijn komt van één lineair biologisch systeem - letsel --> activatie van pijnreceptoren --> pijncentrum --> sensatie van pijn - Von Fray: 3 soorten zenuwen
36
3 soorten zenuwen van Von Fray
1. aanraking 2. warmte 3. pijn
37
patroontheorie
- een van de sensatietheorieën - pijn door verschillende paden --> optelsom naar hersenen --> boodschap terug - alleen door naar de hersenen als bij de zenuwen een drempel over gaat
38
hoe men vroeger over pijn dacht:
- pijn is organisch of psychogeen - pijn is automatisch respons op stimulus - pijnsensatie komt door één stimulus
39
organische pijn
echte pijn (hoe men er vroeger over dacht)
40
psychogene pijn
tussen de oren, gebaseerd op exclusie (hoe men er vroeger over dacht)
41
referred pain
- pijn op een andere plaats voelen dan de oorzaak van de pijn - werd niet verklaard door de vroege sensitisatietheorieën\ - bijv.: pijn in arm bij hartaanval
42
bewijs tegen de vroegere theorieën (sensitisatie)
1. pijn bij plekken waar geen pijnreceptors zitten (fantoompijn) 2. pijnreceptoren die geen pijn overbrengen 3. psychologische invloeden op pijn
43
bewijs tegen de vroegere theorieën (sensitisatie): 3. psychologische invloeden op pijn
1. angst en depressie verlagen pijntolerantie en verhogen de rapportage van pijn 2. focus op pijn vergroot de pijnervaring 3. verwachtingen verhogen of verlagen de pijnervaring
44
poortwachtertheorie/ gate control theory
- er is een poort bij de ruggenmerg en er zijn bepaalde factoren die die poort openen of sluiten (bijv. angst opent en aandacht verleggen sluit) - nooit een poort gevonden, maar aandacht verleggen werkt wel - individu is actief - rol van meerdere oorzaken - pijn is perceptie i.p.v. sensatie
45
counterstimulation
bijvoorbeeld wrijven om af te leiden van de pijn
46
pijn-stress-cylus
- interactie tussen stress-gerelateerde gebeurtenissen en de daadwerkelijke pijn
47
body-self neuromatrix
er is input --> centraal --> output
48
fibromyalgie
- geen exacte definitie of oorzaak - heeft misschien te maken met een "volumeknop" die te hoog staat - zenuwstelsel staat aan en is gevoelig voor prikkels als licht, druk of pijn - central sensitization--> hyperalgesia en allodynia
49
central sensitization
hyperexcitabiliteit van het centrale zenuwstelsel voor verschillende stimuli
50
hyperalgesia
verhoogde sensitiviteit voor pijn
51
allodynia
pijn door een stimulus dat meestal geen pijn doet
52
prevalentie van fibromyalgie
1-2% van de Nederlandse volwassenen
53
diagnose van fibromyalgie
door andere aandoeningen uit te sluiten
54
welk geslacht wordt het meeste gediagnostiseerd meer fibromyalgie?
vrouwen --> 90%
55
fibromyalgie symptomem
- gegeneraliseerd pijn met wisselende pijnintensiteit en plek - verhoogde gevoeligheid voor licht, druk, geluid - stijfheid - fysieke en mentale moeheid - moe wakker worden - cognitieve problemen - andere symptomen/aandoeningen (migraine, IBS etc.) - comorbide depressies (vooral bij stress en verschillende weersomstandigheden)
56
fibromyalgie vs artritis
1. beide zorgen voor significante pijn en vermoeidheid + moeite met dagelijkse activiteiten 2. fibromyalgie is geen ziekte van gewrichten (zoals artritis), maar een ziekte van de spieren 3. symptomen van fibromyalgie verslechteren niet over tijd, artritis wel
57
pijn op verschillende factoren meten
- type pijn - emotioneel respons - timing van de pijn - vocalisaties - motorisch gedrag - behandelingsgedrag - functionele limitaties
58
manieren van pijn meten
- dagboek - zelfrapportage (adhv bijvoegelijke naamwoorden) - obv gezichtsuitdrukkingen - obv spierspanningen - door te tekenen wat je voelt
59
manieren van pijnbehandeling in de psychologie
1. CGT 2. ACT 3. educatie en training 4. beweging 5. mindfulness
60
CGT
cognitieve gedragstherapie
61
CGT
1. cognitieve technieken 2. gedragstechnieken 3. educatieve technieken 4. andere technieken
62
cognitieve technieken van CGT
1. cognitive restructuring = negatieve gedachten veranderen door ze uit te dagen 2. problem solving = problemen schetsen en daar oplossingsplannen voor maken
63
gedragstechnieken van CGT
1. relaxation skills = bijv. meditatie, ademoefeningen etc. 2. pacing = structuur van een activiteit veranderen door ze in kleine blokjes te maken 3. behavioral activation = vermijding tegengaan
64
educatieve technieken van CGT
1. psycho-educatie = informatie over aandoening 2. supportive psychotherapy = motivatie, continue monitoring, aanmoediging
65
andere technieken van CGT
1. hypnose = voor verandering in perceptie etc. 2. biofeedback = bewustzijn van fysiologie, wat er gebeurt in je lichaam 3. relapse prevention strategies = o.a. copingskills om terugval te voorkomen
66
ACT
- ook we contextuele CGT genoemd - therapievorm - psychologisch flexibeler maken
67
doel van ACT bij pijnpatiënten
dominantie van pijn in iemands leven verminderen
68
om psychologisch flexibeler te worden, moet men volgens ACT het volgende doen:
1. accepteren: van vervelende gevoelens, sensaties etc. 2. cognitieve difusie: scheiden van de inhoud van iemands gedachten 3. aanwezig en bewust zijn 4. jezelf als context: je neemt de rol in als waarnemer zonder de verdedigen 5. waarden van iemand 6. toegewijde actie: volhardend zijn en doorzetten --> open, bewust en actief
69
waarvan wordt veel gebruik gemaakt bij ACT
- metaforen, - zoals touwtrekken met een monster (pijn) bij een ravijn - of zoals de Chinese vingerval