Colleges Flashcards

(70 cards)

1
Q

soort diagnose

A

symptoom: klachten
syndroom: cognitief, affectief conatief
structuur: kijkend naar neurobiologische en psychosociale factoren
label: adhv dsmV

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

beschrijvende diagnose

A

bij diagnostisch proces is er maatwerk geleverd, een verklaring gegeven voor de problemen ne behandelplan uniek is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

DAWBA

A

e-diagnostiek voor kinderpsychologie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

CRH

A

neuropeptide, afgegeven bij stress, zorgt voor angst aurousal en acympatische activatie, geenhonger, geen libido, sociale terugtrekking
- paraventiculaire nucleus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

locus coeruleus

A

adrenaline, heeft veel receptoren voor crh

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

stress inoculation concept

A

dieren die op jonge leeftijd stress ervaren, zijn later adaptiever voor stress -➛ betere coping en lagere emotionele respons
- vroege ervaringen in het leven leiden tot langdurige veranderingen in bedrading van de hersenen
dna methylatie speelt ook een rol

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

depressie symtpomen

A
  • sombere stemming
  • verlies van interesse of plezier: anhedonie
  • gewichtsverlies of toename
  • slapeloosheid of overmatig slapen
  • agitatie of remming
  • moeheid en verlies energie
  • gedachten vna waardeloosheid en schuld
  • concentratietekort of besluiteloosheid
  • gedachten aan de dood
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

predisponerende factoren

A
  • veerkracht, kwetsbaarheid
  • bepaald door gebeurtenissen van vroeger
  • deze kwetsbaarheid kan neit verdwijnen
  • tevens een interactie met genetische factoren
  • associaties met lagere economische klasse, leergeschiedenis, opvoedingsstijl en temperament
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

luxerende factoren

A
  • dynamisch van het moment
  • lichamelijke ziekte, traumatische gebeurtenis, verliezen van netwerk en verslaving
  • kunnen ontwikkelen tot onderhoudende factoren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

adaptatie/maladaptatie

A
  • stressoren waar men aan wordt blootgesteld -➛ disbalans -➛lichaam oplossen -➛ adaptatie
    emotie is hier van belang
    bij psychische aandoeningen ➛ niet in staat tot adaptatie, te ver in disbalans -➛ maladaptatie -➛ disfunctie als gevolg ➛ syndroom
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

misclassifficatie

A

zodra een patient op basis van zijn symptomen wordt ingedeeld. classifficatie wordt gebruikt om betrouwbaarheid te verbeteren, maar niet om valide klinische diagnose te stellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

life events

A

impact hiervan hangt af van appraisal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

hechtingstijlen

A

gepreoccupeerde stijl
vermijdende stijl
(iemand kan op latere leeftijd andere hechtingsstijl aanleren)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

gepreoccupeerde stijl

A

ouder wisselend aandacht voor kind
elke keer dat het kind wel aandacht krijgt ➛ hyperactiviteit hechtingssysteem➛ negatief zelfbeeld en chronisch onzeker zijn of de ander wel aan de emotionele behoeftes voldoet
mensen gedragen zich opdringerig en zijn claimend, makkelijk overspoeld door emoties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

vermijdende stijl

A

ouders helemaal niet reageren op kind ➛ deactivatie van het hechtingssysteem
niemand anders voldoet aan hun emotionele behoeftes en gaan intieme relaties uit de weg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

overdracht-tegenoverdracht

A

reactie die iemand bij je kan oproepen door dingen die je eerder zelf hebt meegemaakt. Uit irritatie doe je iets➛ tegenoverdracht.O

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

psychoanalyse freud

A
  1. onbewuste processen zijn bepalend voor het bewuste voelen en denken
  2. brein onderverdeeld in: id, superego, ego
    id: wensen verlangens motieven met passende emoties
    superego: geweten en idealen
    ego: geheugen, intelligentie, afweermechanismen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

coping/afweer

A

coping: expres/bewust iets doen om te leren omgaan met de situatie
afweer: onbewust dit doen.onbewust middel om instinct en affect te beheersen (primitief, neurotisch, adaptieve afweer)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

probleemgerichte coping

A

gepropeerd situatie te veranderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

emotie gerichte coping

A

geprobeerd emotioneel minder hinder te ondervinden van de situatie(laten troosten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

primitieve afweer

A

afweer waar met name andere mensen last van hebben
- splitsen: idealiseren en devalueren
- projectie:men projecteert eigen gevoelens op anderen
- projectieve identificatie: de ander gaat handelen naar gevoelens die andere op hen projecteert
- ontkenning: ontkennen van bestaan van de situatie
- idealiseren/devaluaren: iets prijzen of juist erg afkraken
- regressie: kinderlijk gedrag
- ageren: situatie/emotie omzetten in een actie
- externaliseren: geen verantwoordelijkheid nemen over situatie
- hulpafwijzend klagen: wel omhulp vragen maar deze afwijzen zodra het wordt aangeboden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

neurotische afweer

A

wordt voornamelijk de persoon zelf benadeeld:
- intellectualisering: argumenten en feiten gebruiken om angst af te weren
- isolatie van het affect: situatie/emotie negeren en gewoon doorgaan
- rationalisering: logica gebruiken om angst af te weren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

adaptieve afweer

A

afweer waar niemand last van heeft
- sublimatie: de emotie omzetten in sociaal of maatscahppelijk geaccepteerde vormen, zoals in hobby’s en sporten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

operant conditionering

A

sos doen ➛ lekker ➛ toename frequentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
klassiek
inname sos = aangenaam effect ➛ neutrale stimulus (omgeving/stemming) ➛ geconditioneerd respons ➛ gebruik ➛ toename frequentie
26
cognitivisme
basale assumptie ➛ vertekening ➛ denkfout ➛ uiting bv vroeger gepest: iemand lacht om zijn grapje ➛ denkt dat dit uitlachen is (Vertekening) ➛ weer gepest (denkfout) ➛ gedragsproblemen of emotionele (uiting)
27
3 fase schizofrenie
- prodromaal: minder actief, minder vrienden, bijzondere hobbys - actief: stemmen en waanideen - residuale fase
28
wanen
- achtervolgings - betrekkings - grootheid - beinvloedingswaan - gedachtenuitzenidngs - gedachteninsertie - gedachtenontrekking - schuld - somatoform
29
psychosociale interventies schizofrenie
- psycho educatie - gezinstherapie - beschermd wonen - werk-dagbesteding - assertieve community treatment
30
dopamine
beloningssystemen, lust, gi tractus vaak aangedaan bij schizofrenie
31
schizofrenie
balans mesolimbisch en mesocorticaal dopaminerge activieit er is geen prefrontale remming, dus de dreiging van dingen en betekenis geven gebeurd niet. mesolimbisch in overdrive
32
emotionele circuit
1. mesolimbisch - hippocampus:informatiewaardering - ventraal tegmentum: nucleus accumbens: beloning 2. bulbus olfactorius: informatieverwerking vanuit geurstoffen, dus reuk
33
cognitief
3. mesocorticaal D1: ordenen en sorteren infromatie - werkgeheugen, tijdsorientatie - analyseren en beredeneren - gedachtenbewegingen - initiatief en motivatie
34
motorisch
4. nigrostriataal: substantia nigra - ondersteunende motoriek: onbewuste dingen: rechtop lopen, dingen ontwijken - pscyhomotoriek
35
neuro-endocriene circuits
5. tubero-infundibulair - onderdrukking prolactine afgifte - metabole activiteit 6. area postrema - braakcentrum
36
dopaminerge ziektes
m parkinson: onderstimulatie van emotionele, cognitieve en motorische circuits neuroleptica: zelfde problemen bij parkinson, maar geen anosmie schizofrenie: onderstimulatie mesocorticaal, overstimulatie mesolimbisch
37
prefrontale gebied
gestimuleerd door dopamine en ndma serotinine remt dopamine, en dus prefrontale gebied
38
maligne neuroleptica syndroom
hyperthermie en spierrigiditeit plotseling stoppen antipsychotica (bij schizofrenie verhoging van d antagonist, bij parkinson juist verlaging) en >5 symptomen: - metnale verandering - tachycardie - incontinentie - hyper/hypotensie - transpiratie of speekselvleod - tremoren - verhoging CK of urine myoglobine - leukocytose - metabole acidose kan lijken op sepsis
39
behandeling depressie en angst
- pyscho educatie - psychosociale interventie - psychotherapie (cognitieve gedragstherapie, interpersoonlijke psychotherapie) - medicatie - elektroconvulsieve therapie
40
stijging autisme vs
- meer herkenning - aanspassingen dsm V - individualisering - luchtvervuiling - oudere vaders
41
behandeling autisme
- psycho educatie - mediatietherapie - opvoedings en ontwikkelingsgerichte ondersteuning - individueel - ouderverenigingen - psychofamaca symptomatisch
42
disruptieve gedragsstoornissen
- normooverschrijdende gedragsstoornis - aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit - opposititioneel opstandige stoornis
43
reificeren
"ik heb dit, dus ik ben zo"
44
verbinding adhd en angst en depressie
genetische kwetsbaarheid en hersenafwijkingen lijken redelijk op elkaar blootstelling aan andere riscofactoren zoals pesten ➛ angst en depressie
45
bh adhd
- psychoeducatie - mediatietherapie bij niet ernstige gevallen (cognitieve gedragstherapie, ouders cotherapeuten) - stimulantia bij ernstige
46
stress receptor
glucocorticoid
47
ODD
oppositional defiant disorder Driftig. Verzet zich tegen regels. Weigert zich te voegen naar wat de volwassene vraagt. Maakt vaak ruzie met volwassenen. Ergert anderen met opzet. Geeft de schuld van eigen fouten aan anderen. Is prikkelbaar, ergert zich vaak. Is boos of gepikeerd.
48
dualisme
vaste materie: hersenen geest en intelligentie: niet tastbaar ➛ bewustzijn descartes psyche/hersenen
49
atypische kenmerken bipolaire depressie
- hypersomnolentie - stemmingslabiliteit - toegenomen eetlus beloop is anders: abrupt begin en einde geen goede reactie antidepressiva reactief op lithium
50
impulsiviteit
bezighouden met activiteiten waarbij een grote kans bestaat op pijnlijke gevolgen
51
gemengde episode
verhoogd acitviteitsniveau, erg druk en minder slapen, maar ook verlaagde stemming, met pessimisme en suicidaliteit.
52
meetinstrumenten bipolariteit
- Hamilton depression rating scale HDRS - inventory of depressive symtpoms IDS - manie: YMRS - gehele voor therapie en diagnostiek : life chart methode
53
type stoornissen
- bipolair 1: manisch als depressief - biplair 2: hypomanisch en depressief - cyclothyme: hypomane episoden met dysthyme gedachten (rf voor bipolair 1 of 2) - dysthyme of depressieve stoornis hypomanie>4 dagen manie> 1 week - bipolaire stoornis door een middel - bipolaire stoornis door somatische aandoenign
54
kindling model
de drempel voor volgende episode is steeds lager . episodes steeds langer en sneller op elkaar behandeling moet dit tegengaan rapid cycling patroon = eindstadium
55
bipolair
amygdala meer prefrontale cortex minder remming weg = frontolimbisch netwerk
56
bh bp stoornis
- antipsychotica - stemmingsstabilisator - psycho educatie - cgt - ip-srt - psychosociale behandeling - zelfmanagement
57
np bij angst en depressie
noradrenaline en serotonine
58
ptss types
singles type: type I, bijvoorbeeld verkeersongveallen, aanranding of brand repetitief type: type II, bijvoorbeeld oorlog, systematisch misbruiik of patronen van misbruik
59
affectieve overconsolidatie
affect wordt te goed herinnerd van een trauma
60
fight or flight
arousal ➛ fight or flight (sympatisch) ➛ freeze ➛ collaps immobiliteit ➛ vasovagale reactie
61
trauma
afgifte catecholaminen ➛ sterk opgeslagen associaties tussen bepaalde herinneringen en distress
62
recovery vs resilience
recovery: kort na een trauma sprake van ptss maar herstelt snel resilience krijgt persoon helemaal geen ptss
63
behandleing ptss
psychotherapie: emdr en cgt farmacotherapie: ssri en tca VR based treatment: vluchtelingen medicatie: zoloft prozac en paxil: verlichting symptomen doel bh: fear memories in ander perspectief te plaatsen
64
angst ontwikkeling
0: temperament zichtbaar 6mnd: separatie angst en speciefieke aangeboren: hoogte 2-4 jaar: specifiek angsten voor bv dieren en beroepen adolescentie: sociale angst, seksuele angst , paniek
65
soorten angststoornissen
separatie selecitef: niet spreken in bepaalde situaties, kinderen specifiek paniek agoraphobie sociaal gegeneraliseerd/pieker angsstoornis door middel of lichamelijke ziekte aparte groepen: - obsessieve compulsieve - trauma of stress gerelateerd
66
paniekstoornis
- recidiverende paniekaanvallen - minimaal een maand na de paniek aanval sprake is van gedragsverandering - of pt is voortdurend bezig met of ongerust over een volgende aanval
67
hersenangst circuits
- direct: amygdala geactiveerd door de thalamus - indirect: informatie eerst van de thalamus langs de visuele cortex voordat het bij de amygdala komt ➛ informatie verwerking ➛ bewust van stimuli er kunnen stimuli naar hypothalamus gaan voor de bloeddruk en stresshormonene, de hersenstam zorgt voor arousal, het ventrale striatum voor gedrag en het periaqueductale grijs voor bevriezen
68
belangrijke hersenkernen angst
- striatum: onderdrukking gedrag - nucleus trigeminus: gezcihtsexpressie - hypothalamus: sympathicusactivatie: tachycardie, pupilverwijding, bleke huis - locus coeruleus: toegenomen waakzaamheid - vagale motorkern: urineren en defecatie stop zetten
69
syndroom urban wiethe
- lipoide proteinose ➛ afwijkende amygdala - geen angst, heesheid, ernstige huidafwijkigne - bilateraal gescleroseerde amygdala - herkennen ook geen angstwekkende gezichten, geen last van psychotraumata, niet bevreesd bij herhaald contact enge beesten, voelen geen vrees met vreemden - staan veel te dicht op gesprekspartner, verzeild raken in conflicten, robotachtig
70
bh angststoornissen
- ssri - andere ssri - clomipramine - venlafaxine - bezodiazepine - maoremmer - psychochirurgie bij ernstige en resistente patienten - psychoeducatie zelfhulp, counseling, psychosociale interventies evt cgt