Colleges Flashcards
(207 cards)
Stress systeem:
Bedreigende situatie -> taxatie -> Fight/flight (actieve coping) OF Waakzaamheid (vigilance) (actieve inhibitie)
Acute stress respons
- afgifte van stresshormoon Cortisol
- verhoogde energielevels
- activatie van immuunsysteem
- hogere bloeddruk
- hogere hartslag
Chronische stress respons
- chronische verhoogde activatie van stress systeem
- Immuunsysteem: Th2 shift
- veranderde cortisollevels
- verhoogde vasculaire respons
- cardiovasculaire consequenties
H. Selye General adaptation syndrome
- Alarm fase (= Cannon’s F)
Lichaam bereid zich voor voor vechten of vluchten. Activiteit in SAM en HPA-as stijgt. - Resistance phase
Lichaam raakt gewend aan de stresslevels. Reserves worden maximaal gebruikt. - Exhaustion phase
Lichaam geeft op. Allerlei processen gaan mis. Zo kan ziekte ontstaan.
Allostase
Het gemiddelde setpoint stijgt. (bijvoorbeeld bloeddruk die langzaam stijgt)
Heeft voorgaande kennis/ervaring, waardoor die makkelijk kan veranderen
Respons tendency
In dezelfde situatie reageren personen verschillend.
Allostatisch vs homeostatisch setpoint
Allostatisch setpoint houdt rekening met voorgaande kennis/ervaring, waardoor het gemakkelijker kan veranderen.
Homeostatisch setpoint heeft geen preknowledge en kent maar één waarde.
Allostatic load
De belasting die het lichaam ervaart door herhaalde stressoren.
Allostase is niet verkeerd, alleen als het te vaak en te lang is.
Primaire effects (uit balans) -> secondary outcomes (op weg naar ziekte) -> allostatic overload (ziek of overlijden)
4 types allostatic load:
- Repeated hits
- Lack of adaptation
- Prolonged response
- Inadequate response
Repeated hits:
Verschillende stressoren die allemaal een stressreactie geven, waardoor je continue stress hebt. Je geeft steeds maximale respons op nieuwe stressoren.
Lack of adaptation:
Iets wat normaal gesproken in de loop van de tijd afneemt, neemt niet af. Bijv presentaties eng blijven vinden.
Prolonged respons:
In plaats van normalisering van het stressniveau als de gebeurtenis voorbij is gebeurt dat niet en blijft het stressniveau hoog.
Inadequate respons
1 systeem werkt niet, waardoor alle systemen harder moeten werken.
Allostatic load index
Het meten van allostatic load. Er is een hele range aan biomarkers. Die waarden worden gemeten. Hoe meer stoffen er ontregeld zijn, hoe hoger de allostatic load.
De hoeveelheid biomarkers.
Hormonen en gedrag beïnvloeden elkaar
Bijvoorbeeld mensen met cushing’s disease, hyperprolectinemia, hypothyroidism, diabetes. Allemaal ziektes waarbij het duidelijk is het hoe het met elkaar samenhangt.
Ze weten het door:
- Ziektes met hormonale conditie
- Stresservaring leidt tot hoger cortisollevel (stress on dancefloor)
- Hormoon antagonisten gebruiken in onderzoek of het ‘knock out’ model
Cushing’s syndrome
heel veel cortisol. In de hersenen is bij de hypofyse een tumor ontstaan, waardoor cellen heel snel zijn gaan delen. Bij deze mensen is er veel cortisol in het lijf, dat geeft lichamelijke en psychologische klachten.
Één stofje kan heel veel verschillende klachten geven. Dat stofje heeft dus invloed op heel veel verschillende dingen.
Medication induced ‘iatrogenic’
Betekent dat het wordt uitgelokt door medicijnen. Bijvoorbeeld prednison kan bijwerkingen hebben
Stress on the dancefloor:
op het moment dat mensen beoordeeld worden geeft dat extra spanning. Ze hebben het cortisolniveau gedurende de wedstrijddag en rustdag en trainingsdag gemeten. Op de wedstrijddag is er een enorme toename in het cortisolniveau. Op het moment dat mensen beoordeeld worden stijgt dus het cortisolniveau.
‘Knock out’ animal:
Een diermodel waarbij een bepaald gen is uitgezet.
Hormonen en verschillende klassen:
Een hormoon is niets anders dan een stofje dat wordt aangemaakt en op een andere plek in het lichaam effect heeft.
- mono-aminen
- peptides en proteïnen
- lipids and steroids
Mono-amines
Sommige mono-aminen worden omgezet in neurotransmitters. Sommige mono-amines kunnen fungeren als neurotransmitter of als hormoon
thyroid hormone, epinephrine
norepinephriine
dopamine
Peptides en proteins
zijn vaak wateroplosbaar, waardoor ze gemakkelijk door je bloed getransporteerd kunnen worden. De code ervoor zit in je DNA, dat wordt uiteindelijk vertaald in peptides en proteins.
Eerst een prehormoon. Bijv eerst pre-insuline en daarna insuline.
LH,
GH,
Insuline,
oxytocine, vasopressin/ADH
Lipids en steroids
het zijn vetachtige stoffen, ze kunnen daardoor makkelijk cellen binnendringen, ze hebben wel vaak een extra dingetje nodig om getransporteerd te kunnen worden door het bloed.
Enzymen zorgen voor de omzetting. Als er ergens een enzym ontbreekt wordt een bepaalde stof niet meer aangemaakt en een andere heel veel.
cortiso
estrogen, dehydroepidandrosterone,
Achterkant hypofyse:
Achterkant van de hypofyse. Daarin wordt onder andere ADH (vasopressin) en oxytocine geproduceerd.
Na afgifte wordt het afgegeven in de bloedbaan.
ADH neemt water op vanuit de nieren, zorgt voor vasoconstrictie.
Oxytocine: melkproductie en zorgt voor binding en sociale relaties.