Colleges week 3 Flashcards

1
Q

Wat is het verschil tussen risico aansprakelijkheid en schuldaansprakelijkheid?
(slide 81)

A
  1. Schuldaansprakelijkheid hoofdregel art. 6:162 onrechtmatige daad -> schuld niet in enge zin (verwijtbaarheid) maar in de zin van toerekenbaarheid = (schuld + aantal risico elementen art. 6:162 lid 3 slot)
  2. Risico-aansprakelijkheid: afdelingen 6.3.2 en 6.3.3, alsmede art. 185 Wegenverkeerswet 1994 (kwalitatieve aansprakelijkheden: aansprakelijkheid in een bepaalde hoedanigheid dus bijv. als voogd).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is het verschil tussen risico aansprakelijkheid en schuldaansprakelijkheid?
(slide 81)

A
  1. Schuldaansprakelijkheid hoofdregel art. 6:162 onrechtmatige daad -> schuld niet in enge zin (verwijtbaarheid) maar in de zin van toerekenbaarheid = (schuld + aantal risico elementen art. 6:162 lid 3 slot)
  2. Risico-aansprakelijkheid: afdelingen 6.3.2 en 6.3.3, alsmede art. 185 Wegenverkeerswet 1994 (kwalitatieve aansprakelijkheden: aansprakelijkheid in een bepaalde hoedanigheid dus bijv. als voogd).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de belangrijkste elementen van de onrechtmatige daad? (art. 6:162 lid 1)
(slide 82)

A
  1. Onrechtmatige daad
  2. Toerekenbaarheid
  3. Schade
  4. Dientegevolge
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Kan een kind met succes uit een onrechtmatige daad worden aangesproken? (3 categorieën)
(sheet 44 (en eigen aantekeningen))

A
  1. Kinderen van onder de 14 -> kinderen die nog geen 14 jaar zijn, kunnen nooit met succes uit onrechtmatige daad worden aangesproken; er is geen toerekenbaarheid (art. 6:164)
    daar staat echter tegenover dat voor de desbetreffende gedraging van deze kinderen degene die het ouderlijk gezag of de voogdij uitoefent, risico-aansprakelijk is (art. 6:169 lid 1 i.v.m. art. 1:245 e.v.)
  2. Kinderen tussen de 14 en de 16 in -> Kind zelf en de ouders zijn schuld aansprakelijk met omkering van de bewijslast, dus als de ouders kunnen bewijzen dat het niet aan hen lag zijn ze niet aansprakelijk -> art. 6:169 lid 2 laatste volzin.
  3. Kinderen boven de 16 -> kind zelf aansprakelijk, ouders alleen aansprakelijk op grond van eigen onrechtmatige daad wanneer ze er met hun neus boven op stonden. vb. ruiten in gooien (art. 6:162 BW)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Kan een kind met succes uit een onrechtmatige daad worden aangesproken? (3 categorieën)

A
  1. Kinderen van onder de 14 -> kinderen die nog geen 14 jaar zijn, kunnen nooit met succes uit onrechtmatige daad worden aangesproken; er is geen toerekenbaarheid (art. 6:164)

2.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de vier verschillende soorten personen waarvoor risico aansprakelijkheid voor een ander voor kan gelden?
(sheet 88 - 89)

A
  1. kinderen (art. 6:169 lid 1)

NB: art. 6:169 lid 2 is de enige bepaling die eigenlijk niet thuishoort in afdeling 6.3.2, want zij houdt geen risico-aansprakelijkheid in, maar een schuldaansprakelijkheid met omkering van de bewijslast

  1. ondergeschikten (art. 6:170)

NB: a. extern: werknemer is aansprakelijk uit art. 6:162 en werkgever uit art. 6:170 lid 1, dus hoofdelijkheid (art. 6:102 lid 1 eerste volzin)

b. intern: in beginsel is werknemer niet draagplichtig, behalve in geval van opzet of bewuste roekeloosheid (art. 6:170 lid 3); ook hier is – evenals in art. 6:165 lid 2 en 166 lid 2 – sprake van een afwijking van art. 6:102 lid 1 tweede volzin i.v.m. art. 6:101  3. niet-ondergeschikten (art. 6:171)

NB: a. extern: niet-ondergeschikte is aansprakelijk uit art. 6:162 en ander uit art. 6:171, dus hoofdelijkheid (art. 6:102 lid 1 eerste volzin)

b. intern: draagplicht overeenkomstig hoofdregel (art. 6:102 lid 1 tweede volzin i.v.m. art. 6:101)  4. vertegenwoordigers (art. 6:172)

NB: a. extern: vertegenwoordiger is aansprakelijk uit art. 6:162 en vertegenwoordigde uit art. 6:172, dus hoofdelijkheid (art. 6:102 lid 1 eerste volzin)

b. intern: draagplicht overeenkomstig hoofdregel (art. 6:102 lid 1 tweede volzin i.v.m. art. 6:101)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is het relativiteitsvereiste?

sheet 83

A

er is pas een verplichting tot schadevergoeding wanneer de overtreden norm strekt tot bescherming van het gelaedeerde belang; dit is het in art. 6:163 neergelegde relativiteitsbeginsel
nuancering Tandarts arrest -> correctie Langemeijer, ongeschreven verkeersnorm/zorgvuldligheidsnorm geschonden door de concurrentie zonder daarvoor gekwalificeerde opleiding.
Sterker nog: het feit dat de geschreven norm werd overtreden, kan meewegen bij het oordeel dat inderdaad ook een zorgvuldigheidsnorm is overtreden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Kan een kind met succes uit een onrechtmatige daad worden aangesproken? (3 categorieën)

A
  1. Kinderen van onder de 14 -> kinderen die nog geen 14 jaar zijn, kunnen nooit met succes uit onrechtmatige daad worden aangesproken; er is geen toerekenbaarheid (art. 6:164)

2.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Groepsaansprakelijkheid: wat wordt er bedoeld met intern en extern? (art. 6:166)
(sheet 85)

A

het gaat in art. 6:166 om groepsaansprakelijkheid

extern: hoofdelijke aansprakelijkheid (art. 6:166 lid 1)
Dus een ieder hoofdelijk aansprakelijk voor het gehele bedrag richting de schuldeiser, ook wanneer de anderen niet voldoen aan hun plicht.

intern: draagplicht voor gelijke delen (art. 6:166 lid 2)
een ieder van de groep dient zijn deel van de schade aan de persoon die het gehele bedrag heeft betaald te vergoeden.

NB: dit is een afwijking van art. 6:102 lid 1 tweede volzin i.v.m. art. 6:101; zie immers het slot van deze tweede volzin: uit de wet (art. 6:166 lid 2) vloeit een andere verdeling voort

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn de vier verschillende soorten personen waarvoor risico aansprakelijkheid voor een ander voor kan gelden?

A
  1. kinderen (art. 6:169 lid 1)

NB: art. 6:169 lid 2 is de enige bepaling die eigenlijk niet thuishoort in afdeling 6.3.2, want zij houdt geen risico-aansprakelijkheid in, maar een schuldaansprakelijkheid met omkering van de bewijslast

  1. ondergeschikten (art. 6:170)

NB: a. extern: werknemer is aansprakelijk uit art. 6:162 en werkgever uit art. 6:170 lid 1, dus hoofdelijkheid (art. 6:102 lid 1 eerste volzin)

b. intern: in beginsel is werknemer niet draagplichtig, behalve in geval van opzet of bewuste roekeloosheid (art. 6:170 lid 3); ook hier is – evenals in art. 6:165 lid 2 en 166 lid 2 – sprake van een afwijking van art. 6:102 lid 1 tweede volzin i.v.m. art. 6:101  3. niet-ondergeschikten (art. 6:171)

NB: a. extern: niet-ondergeschikte is aansprakelijk uit art. 6:162 en ander uit art. 6:171, dus hoofdelijkheid (art. 6:102 lid 1 eerste volzin)

b. intern: draagplicht overeenkomstig hoofdregel (art. 6:102 lid 1 tweede volzin i.v.m. art. 6:101)  4. vertegenwoordigers (art. 6:172)

NB: a. extern: vertegenwoordiger is aansprakelijk uit art. 6:162 en vertegenwoordigde uit art. 6:172, dus hoofdelijkheid (art. 6:102 lid 1 eerste volzin)

b. intern: draagplicht overeenkomstig hoofdregel (art. 6:102 lid 1 tweede volzin i.v.m. art. 6:101)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn de 3 risico aansprakelijkheden die je moet kennen voor dit vak?
(sheet 90)

A
  1. gebrekkige roerende zaken (art. 6:173)
  2. opstallen (art. 6:174)
  3. gevaarlijke stoffen, stortplaats, mijnbouwwerk (art. 6:175-178)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de tenzij formule van gebrekkige zaken?
(art. 6:173 lid 1 slot, 6:174 slot, 6:179 slot)(telkens vanaf ‘tenzij’)
(sheet 91)

A

Voorbeeld: de bezitter van een waakhond is in het algemeen niet aansprakelijk als de hond een inbreker bijt, aangezien de bezitter geen fout zou hebben gemaakt (dus geen toerekenbare onrechtmatige daad zou hebben gepleegd) als hij de hond had toegelaten te bijten, omdat hij in dat geval een beroep had kunnen doen op de rechtvaardigingsgrond noodweer dan wel de schulduitsluitingsgrond noodweerexces

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is schade?

sheet 93

A

zie art. 6:95:

vermogensschade (materiële schade)

ander nadeel voor zover de wet op vergoeding hiervan recht geeft (immateriële schade)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waarin kan je goederen onderverdelen?

sheet 8

A

Goederen art. 3:1

  1. Zaken art. 3:2
    - roerend (art. 3:3 lid 2
    i. v.m. art. 5:4 e.v.)
    - onroerend (art. 3:3 lid 1
    i. v.m. art. 5:20 e.v.)
  2. Vermogensrechten art. 3:6
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

In welke rechten kunnen vermogensrechten worden gescheiden? 4 categorieën
(sheet 10)

A
  1. volledige rechten, bijvoorbeeld eigendom (absoluut) en vorderingsrechten (relatief)
  2. beperkte rechten (art. 3:8), nader te onderscheiden als volgt:
    a. gebruiks- of genotsrechten, zoals vruchtgebruik, erfdienstbaarheid, erfpacht en opstal (Boek 3- én Boek 5-rechten)
    b. zekerheidsrechten, zoals pand en hypotheek (alleen Boek 3- rechten)
  3. zakelijke rechten, dit zijn Boek 3-rechten voor zover betrekking hebbend op zaken en alle Boek 5-rechten
  4. afhankelijke rechten (art. 3:7 en 82), zoals pand en hypotheek, die zijn verbonden aan een vorderingsrecht tot zekerheid waarvan zij strekken
    conclusie: de categorieën kunnen elkaar overlappen; zo vallen pand en hypotheek onder de categorieën 2b en 4, terwijl zij kunnen vallen onder categorie 3, namelijk voor zover zij betrekking hebben op zaken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn bijzondere goederen?

sheet 11

A
  1. vruchten (art. 3:9)
    • natuurlijke vruchten
      (art. 3:9 lid 1)
    • burgerlijke vruchten
      (art. 3:9 lid 2)
  2. registergoederen (art. 3:10)
    • onroerende zaken
      (art. 3:89)
    • teboekgestelde schepen
      luchtvaartuigen
      (art. 8:199, 790 en 1306)
  3. beperkte rechten
    op registergoederen
17
Q

Wat zijn de wijzen waarop goederen kunnen worden verkregen, zijn genoemd in art. 3:80; twee mogelijkheden: onder algemene en onder bijzondere titel (art. 3:80 lid 1)
(sheet 14)

A

onder algemene titel:

  1. erfopvolging (art. 4:182)(art. 3:80 lid 2)
  2. boedelmenging (art. 1:93 en 94) 3. juridische fusie (art. 2:309)
  3. splitsing (art. 2:334a) e.a.

onder bijzondere titel:

  1. derivatief (afgeleid): overdracht (art. 3:84)(art. 3:80 lid 3) 2. originair (oorspronkelijk):
    a. acquisitieve (verkrijgende) verjaring (art. 3:99) b. onteigening (Onteigeningswet 1851)
    c. natrekking (art. 5:3, 14 en 20)
    d. vermenging (art. 5:15)
    e. zaaksvorming (art. 5:16)
18
Q

Wat is het verschil tussen goederenrechtelijke rechten en persoonlijke rechten?

A

bij goederenrechtelijke rechten gaat het om de verhouding van persoon tot goed; kenmerk: absoluut karakter (werking jegens eenieder)

persoonlijke rechten (verbintenisrechtelijke rechten) zijn vorderingsrechten; bij persoonlijke rechten gaat het om de verhouding van persoon tot persoon; kenmerk: relatief karakter (werking jegens een bepaalde persoon)

NB: vorderingsrechten hebben in zoverre ook met goederenrecht te maken, dat zij zélf goederen zijn; vorderingsrechten zijn vermogensrechten en dus goederen (art. 3:1 en 6)

19
Q

Wat zijn de kenmerken van de goederrechtelijke rechten?

sheet 17

A
  1. absoluutheid (u kunt het tegen iedereen tegen werpen) en exclusiviteit (met uitsluiting van iedereen)
  2. ‘droit de suite’ (zaaksgevolg)
    beperkt recht blijft in principe rusten op het goed wie ook het goed bezit.
  3. prioriteit

NB: rechten op voortbrengselen van de geest (auteurs-recht, merkenrecht en octrooirecht) zijn geen goederen-rechtelijke rechten, want zij rusten niet op een zaak of op een vermogensrecht; zij zijn echter wél absoluut en exclusief

20
Q

Wat is het gesloten systeem van goederenrechtelijke rechten?

A

goederenrechtelijke rechten berusten alle op de wet; partijen kunnen geen goederenrechtelijke rechten buiten de wet om creëren (gesloten systeem); ook de inhoud van de goederenrechtelijke rechten wordt door de wet zelf bepaald; meestal geeft de wet zelf wel aan in hoeverre partijen mogen afwijken; zie bijvoorbeeld art. 5:75 lid 5, 76 lid 3, 77 lid 3, 82 lid 2, 87 lid 1, 89 lid 1, 90 lid 1 en 105 lid 2
NB: groot verschil met open systeem van verbintenissen-recht (contractsvrijheid!)

21
Q

Wat is eigendom?

sheet 20 & 21

A

art. 5:1 lid 1; eigendom is een volledig recht – in tegenstelling tot beperkt recht
– op zakenvan vermogensrechten kan men geen eigenaar zijn; men gebruikt dan de woorden ‘gerechtigd zijn tot’ of ‘rechthebbende zijn op’men is eigenaar van een zaak inclusief haar bestanddelen (onzelfstandige onderdelen van een zaak); zie art. 5:3 i.v.m. art. 3:4

eigendom is ook een genotsrecht (art. 5:1 lid 3); ‘behoudens rechten van anderen’: denk bijvoorbeeld aan de vruchtgebruiker (art. 3:9 en 216, alsmede art. 5:17)
eigendom van de grond is geregeld in art. 5:20;
zie ook art. 5:21horizontale natrekking: denk aan een kelder die zich gedeeltelijk in de grond van de buurman bevindt, of aan de grensoverschrijdende garage (HR 17 april 1970, NJ 1971/89);
de verkeersopvattingen prevaleren hier: horizontale natrekking gaat vóór verticale natrekking (art. 5:20 lid 1 onder e slot); een andere vraag is of de buurman deze toestand moet dulden; voor het antwoord op deze vraag zijn art. 3:13 en 5:54 van belang

22
Q

Wat zijn de eigenaarsbevoegdheden?

sheet 22

A
  1. gebruiken (art. 5:1 lid 2)
  2. vruchten trekken (art. 5:1 lid 3)
  3. beschikken, dat wil zeggen: overdragen en beperkte rechten vestigen (vervreemden en bezwaren), anders gezegd: goederenrechtelijke rechtshandelingen verrichten (art. 3:81 lid 1 en 83 lid 1)

een belangrijke rechtsvordering van de eigenaar is de revindicatie (art. 5:2 i.v.m. art. 3:296); zij is een goederenrechtelijke opvorderingsactie

NB: tegenstelling met persoonlijke actie, bijvoorbeeld actie uit onverschuldigde betaling (art. 6:203)