Communicatie Flashcards
(17 cards)
1
Q
Parafraseren
A
Iets in andere woorden uitleggen
2
Q
Complex
A
Ingewikkeld, moeilijk
3
Q
Efficient
A
Werkzaam
4
Q
Integreren
A
In een eenheid/geheel opgaan
5
Q
Viraal
A
Snel en goedkoop verspreiden
6
Q
Kadreren
A
In een lijst of kader plaatsen
7
Q
Specifiek
A
In het bijzonder op iets gericht
8
Q
Wazig
A
Niet scherp, ondoorzichtig, onduidelijk
9
Q
Symbolisch
A
Wat in de plaats van iets anders gebruikt wordt, bedoelt als een tekening
10
Q
Media wijs
A
Verstandig gebruik makend van de (nieuwe media)
11
Q
Hoogwaardigheids-bekleder
A
Iemand die een hoog ambt heeft bij de overheid of kerk
12
Q
Restaurater
A
Herstellen van kunstwerken
13
Q
Rivaal
A
Tegenstander
14
Q
Nominatie
A
Benoeming
15
Q
Inauguratie
A
Inwijdingsplechtigheid
16
Q
Resem
A
Reeks
17
Q
Bewerk stellingen
A
Realiseren