Comparatief en superlatief Flashcards by Janet King

Q

Geef het comparatief van klein

A

kleiner (dan)

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Geef het superlatief van klein

A

(het) kleinst

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

I’d rather eat fries

A

Ik eet liever frietjes

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Geef het comparatief van weinig

A

minder (dan)

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Geef het comparatief van groot

A

grooter (dan)

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Geef het comparatief van duur

A

duurder

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Geef het superlatief van groot

A

(het) grootst

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Geef het superlatief van duur

A

(het) duurst

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Geef het superlatief van graag

A

het liefst

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

I like tomatoes tastier than cucumber

A

Ik vind tomaten lekkerder dan komkommer

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

I don’t have it in a smaller size.

A

Ik heb hem niet in een kleinere maat.

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

This is the smallest size.

A

Dit is de kleinste maat.

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Geef het comparatief van goed

A

beter (dan)

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Geef het superlatief van goed.

A

(het) best

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Geef het comparatief van veel.

A

meer (dan)

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Geef het superlatief van weinig

Study These Flashcards

A

(het) minst

Q

Geef het superlatief van graag

Study These Flashcards

A

(het) liefst

Q

just as good as

Study These Flashcards

A

even goed als

Q

as much as

Study These Flashcards

A

even veel als

Q

just as few as

Study These Flashcards

A

even weinig als

Q

even graag als

Study These Flashcards

A

as much as

Q

I like tomatoes more than cucumbers

Study These Flashcards

A

Ik vind tomaten lekkerder dan comkommer

Q

I like a romantic movie best

Study These Flashcards

A

Ik vind een romantische film het leukst

Q

I like a romantic movie the most.

Study These Flashcards

A

Ik vind een romantische film het leukst

I like to drink cappuccino the most

Ik drink het liefst cappuccino.

I'd rather eat fries

Ik eet liever frietjes

I normally wear size 40, sometimes bigger

Ik heb normaal maat 40, soms groter

This pink shirt suits me best.

Dit roze shirt staat me het best.

These pants are more expensive than those pants.

These pants are more expensive than those pants.