Compositie Flashcards

(17 cards)

1
Q

Aandachtspunt

A

De punt naar waar je aandacht/ogen naar toe getrokken worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Aanzicht. Voor/zij/achter

A

Als je om een 3D vorm heen loopt zie je de aanzichten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Compositie

A

Is de manier waarop objecten geordend zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Centrale compositie

A

Midden van de beeldvlak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Symmetrische compositie

A

Deel van de compositie word gespiegeld afgebeeld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Asymmetrische compositie

A

De linker en rechterhelft van het beeldvlak geven heel verschillend beelden te zien.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Geometrische compositie

A

Kunstenaar is met een meetlat bezig geweest.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Driehoeks compositie

A

De belangrijkste elementen binnen het beeldvlak samen een driehoek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Overall compositie

A

Alle elementen zijn gelijkmatig over het beeldvlak verspreidt. Geen sprake van overlapping.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Diagonale compositie

A

Objecten op het beeldvlak langs een diagonale lijn geordend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Dynamische compositie

A

Door de compositie ontstaat er beweging en onrust.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Evenwicht/harmonie

A

Het beeld is in balans. Rustige opbouw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Herhaling

A

De vormen worden steeds met regelmatige stappen herhaald.
(Beeldrijm/ritme)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Opstelling

A

Er is een 3D beeld dat samengesteld is uit verschillende objecten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Plaatsing

A

Waar zet je de belangrijkste neer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Ritme

A

De vormen worden steeds met regelmatige stappen herhaald.

17
Q

Vlakverdeling

A

De manier waarop voorwerpen op een vlak zijn verdeelt.