correlationeel onderzoek Flashcards

(47 cards)

1
Q

wat is correlationeel onderzoek?

A

onderzoek waarin wordt gekeken naar relaties tussen eigenschappen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

hoe kun je de correlationele onderzoeksvraag herkennen?

A

PAC
P: population, groep waarin je geinteresseerd bent
A: association, relatie/verband die verwacht word
C: constructs, kenmerken die de onderzoeker van de mensen wil weten en meten waartussen er een verband verwacht word

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat zijn voorwaarden van causaliteit?

A

covariantie ( relatie tussen oorzaak en gevolg )
temporal precedence ( oorzaak moet in tijd voorafgaan aan gevolg )
interne validiteit ( alternatieve verklaringen uitgesloten voor gevonden relatie )

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat is een conceptuele definitie?

A

wat bedoelt de onderzoeker precies met het begrip?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat is een operationele definitie?

A

hoe gaat de onderzoeker dit begrip meten?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat zijn categorische variabelen?

A

verschillende variabelen in verschillende soorten waarden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat zijn kwantitatieve variabelen?

A

waarden zijn nu getallen die een hoeveelheid aangeven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is een ordinaal meetniveau?

A

wanneer de getallen aangeven dat de ene waarde meer/groter is dan de andere, maar niet met hoeveel ( kledingmaten, opleidingsniveaus )

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat is een nominaal meetniveau?

A

waarden geven namen aan van categorieën, hoort bij categorische variabelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat is een interval meetniveau?

A

er is geen nulpunt. een waarde van 2 keer zo groot geeft niet aan dat het ook 2 keer zo groot dan is. ( IQ )

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat is een Ratio meetniveau?

A

verschillen tussen getallen hetzelfde, er is een nulpunt ( lichaamslengte, gewicht )

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat is inferentiele statistiek?

A

steekproef generaliseren naar een grotere groep mensen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat is externe validiteit?

A

in hoeverre conclusies gegeneraliseerd kunnen worden. dit hangt af van dataverzamelingsmethoden en de steekproef

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat zijn voorbeeldden van dataverzamelingsmethoden?

A

observatiestudies, bestaande data, vragenlijsten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat is een enkelvoudige aselecte steekproef?

A

lijst van iedereen in de populatie, willekeurige participanten worden uitgekozen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat is een clustersteekproef?

A

clusters ( groepen ) trekken uit populatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

wat is een getrapte steekproef?

A

je trekt clusters uit populatie en trekt daar weer een steekproef in

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

wat is een systematische steekproef?

A

de zoveelste eenheid wordt steeds geselecteerd, nummer 10 20 30 etc

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

wat is een gestratificeerde steekproef?

A

een steekproef trekken tussen verschillende subgroepen ( denk aan studenten van verschillenden studies ). verhoudingen kunnen verschillen

20
Q

wat betekent oversampling?

A

opzettelijk bepaalde deelpopulaties vaker laten voorkomen, omdat deze anders niet voor zouden komen in de steekproef

21
Q

wat zijn dekkingsfouten?

A

fouten die ontstaan omdat niet iedereen op de lijst staat, kunnen vertekend beeld geven

22
Q

wat voor grafiek en statistieken worden gebruikt bij interval/ratio meetniveau?

A

histogram met gemiddelde en standaardafwijking; boxplot met mediaan en interkwartielafstand

22
Q

wat zijn non-response fouten?

A

niet iedereen doet mee aan het onderzoek

22
Q

wat is begripsvaliditeit?

A

de validiteit van het meetinstrument dat is gebruikt om een bepaald theoretisch begrip te meten. meet je wat je wil meten?

23
wat is het proces van operationalisatie?
theoretisch concept -> conceptuele definitie -> operationele definitie -> variabele
23
wat voor grafiek en statistieken worden gebruikt bij nominaal meetniveau?
staafdiagram; percentage en modus
24
wat is inhoudsvaliditeit?
meet het meetinstrument wel alle belangrijke aspecten van het theoretisch begrip?
25
wat is indruksvaliditeit?
hoe beoordelen de experts dit meetinstrument?
26
wat is convergente validiteit?
komen de metingen van dit meetinstrument en metingen van ander meetinstrument overeen?
27
wat is divergente validiteit?
meet het meetinstrument niet andere aspecten? onderscheid maken tussen andere verwante concepten
28
wat is criterium validiteit?
komen de metingen van dit meetinstrument en bepaald gedrag overeen? oorzaak-gevolg verband
29
wat is de statistische validiteit?
het juist toetsen en interpreteren van resultaten
30
wat is het verschil tussen interne en externe validiteit?
interne is mate waarin onderzoek geldig antwoord geeft op onderzoeksvraag, en externe is mate waarin resultaten kunnen gegeneraliseerd worden
31
wat betekent betrouwbaarheid?
mate waarin meerdere metingen hetzelfde resultaat geven
32
wat is test-hertest betrouwbaarheid?
of je dezelfde uitkomsten krijgt wanneer je meetinstrument meerdere keren gebruikt
33
wat is interbeoordelaarsbetrouwbaarheid?
geeft meetinstrument consequente scores wanneer verschillende onderzoekers het gebruiken?
34
wat is interne betrouwbaarheid?
geven respondenten soortgelijke antwoorden op verschillende vragen over hetzelfde begrip?
35
wat is het verschil tussen transformatie en translatie?
transformatie wijzigt de waarde volgens functie en translatie betekent dat de hele dataset verschuift ( bijv toename van 5 punten betekent dat data 5 plekken naar rechts verschuift )
36
de standaardafwijking is .... voor translaties, spreiding verandert .....
immuun; niet
37
wat is een uitschieter en waar heeft het invloed op?
een waarde in de dataset die ver van de rest vd data ligt. ze beïnvloeden het gemiddelde en de standaarddeviatie
38
hoe groter de steekproef, hoe ..... het gemiddelde M en standaarddeviatie SD is voor een uitschieter
minder gevoelig
39
wat is beschrijvende statistiek?
presenteren van belangrijkste kenmerken van een kwantitatieve dataset, doel is om globale patronen en kenmerken te ontdekken
40
zijn correlatie en causaliteit hetzelfde?
nee, het feit dat twee variabelen met elkaar correleren hoeft niet te betekenen dat het ene het ander veroorzaakt
41
waar gebruik je variantie voor?
dit gebruik je om de individuele spreiding te bepalen wanneer je de correlatie berekent. variantie wordt berekent door te kijken hoe ver alle observaties van het gemiddelde afliggen.
42
wat meet covariantie?
dit meet de gezamenlijke spreiding van twee variabelen
43
hoe kunnen we alternatieve verklaringen uitsluiten?
met een gerandomiseerd experiment, waarbij mensen willekeurig aan groepen worden toegewezen om de effecten te onderzoeken. vaak sprake van een experimentgroep en controlegroep
44
wat is de Spearman correlatie?
De Spearman correlatiecoëfficiënt meet de sterkte en de richting tussen twee ordinale variabelen. Het kán ook zijn dat één variabele ordinaal is en de andere interval/ratio.