CYA section: A-B-C Flashcards
(62 cards)
1
Q
d’accord
A
oké
2
Q
je prends
A
ik verlies
3
Q
je porte
A
ik draag
4
Q
les/des vétements
A
de kleren
5
Q
le/un pantalon
A
de/een broek
6
Q
le/un t-shirt
A
een t-shirt
7
Q
devant
A
voor
8
Q
derrière
A
achter
9
Q
meilleur
A
beter
10
Q
meilleure
A
beter (vt)
11
Q
excité
A
opgewonden
12
Q
excitée
A
opgewonden (vt)
13
Q
je montre
A
ik laat zien
14
Q
près de
A
dichtbij
15
Q
loin de
A
ver van
16
Q
y
A
er / erheen
17
Q
le/un pied
A
de/ een voet
18
Q
je conduis
A
ik bestuur
19
Q
i’/une la voiture
A
de/een auto
20
Q
la/ une policière
A
de/ een politie-agente
21
Q
la/ une rue
A
de/ een straat
22
Q
ça marche
A
hij doet het
23
Q
ça ne marche pas
A
hij doet het niet
24
Q
quand même
A
toch
25
je vole
ik vlieg
26
le/un ciel
de/een lucht/hemel
27
dedans
in
28
i'/un extraterreste
het/een buitenaards wezen
29
la/une soucoupe volante
de/een vliegende schotel/ufo
30
la terre
de grond/aarde
31
j' arrive
ik kom aan
32
je pars
ik ga weg
33
i'/un avion
het/een vliegtuig
34
te
jou
35
quelques
sommige/enkele
36
quelque chose
iets
37
quelqu'un
iemand
38
il pleut
het regent
39
il brille
hij schijnt
40
la/une neige
de/een sneeuw
41
il neige
het sneeuwt
42
la/une tante
de/een tante
43
l'/un oncle
de/een oom
44
le/un cousin
de/een neef
45
la/une cousine
de/een nicht
46
important
belangrijk
47
importante
belangrijk (vt)
48
l'/une expression
de/een uitdrukking
49
je dors
ik slaap
50
je me réveille
ik word wakker
51
j' utilise
ik gebruik
52
je m' en vais
ik ga er vandoor
53
je crois
ik geloof
54
pauvre
arm(geen geld)
55
ne bouge pas
beweeg niet
56
je sousris
ik glimlach
57
lève la main
steek je hand op
58
je lève
ik steek/til op
59
je baisse
ik zak
60
l'/une image
het/een plaatje
61
le/un château
het/een kasteel
62
la/une tour
de een toren
