D. Nouns 401-600 Flashcards
(91 cards)
1
Q
el aire
A
de wind
2
Q
la mañana
A
de morgen,
3
Q
el acción
A
de actie
4
Q
la vista
A
het uitzicht
5
Q
el juego
A
het spel
6
Q
el fondo
A
de bodem, het einde
7
Q
la experiencia
A
de ervaring
8
Q
la condición
A
de conditie
9
Q
el edad
A
de leeftijd
10
Q
el orden
A
de volgorde, de order
11
Q
el joven
A
de tiener, de jeugd
12
Q
la escuela
A
de school
13
Q
la serie
A
de serie
14
Q
la necessidad
A
de noodzakelijkheid
15
Q
la iglesia
A
de kerk
16
Q
la falta
A
het tekort
17
Q
la política
A
de politiek, het beleid
18
Q
el especie
A
het soort
19
Q
la gracia
A
de gratie, de gunst
20
Q
el santo
A
de sint
21
Q
el espacio
A
de ruimte
22
Q
la población
A
de populatie
23
Q
el aspecto
A
het aspect, het uiterlijk
24
Q
el muchacho
A
de jongen
25
el artículo
het artikel, het product
26
el cantidad
de hoeveelheid
27
el sueño
de droom, de slaap
28
el possibilidad
de mogelijkheid
29
la boca
de mond, de ingang
30
la cultura
de cultuur
31
el brazo
de arm
32
el uso
het gebruik
33
el ser
het wezen
34
el corazón
het hart
35
la línea
de lijn
36
el sitio
de plaats
37
el minuto
de minuut
38
el mar
de zee
39
el mercado
de markt
40
el respuesta
het antwoord
41
el atención
de aandacht
42
el educación
de opleiding
43
el miedo
de angst
44
el resultado
het resultaat
45
el río
de rivier
46
el comentario
het commentaar
47
el profesor
de professor
48
la pregunta
de vraag
49
la señora
de vrouw
50
la investigación
het onderzoek
51
el autor
de schrijver
52
el gastos
de uitgave
53
el favor
de gunst, het voordeel
54
el silencio
de stilte
55
la viaje
de reis
56
la libertad
de vrijheid
57
el organización
de organisatie
58
el peso
het geld, het gewicht
59
la diferencia
het verschil
60
el elemento
het element
61
la seguridad
de veiligheid
62
la cuestión
de vraag, de kwestie
63
el miembro
het lid, het lichaamsdeel
64
la duda
de twijfel
65
el región
de regio
66
la sector
de sectie, het gebied
67
el compañero
het gezelschap, de klasgenoot
68
el suelo
de grond, de vloer
69
la paz
de vrede
70
el sangre
het bloed
71
el precio
de prijs
72
la oportunidad
de kans, de mogelijkheid
73
el conociemento
de kennis
74
el producción
de productie
75
el objeto
het object
76
la mirada
de blik
77
la autoridad
de autoriteit
78
el área
de zone, de wijk
79
el opinión
de mening
80
la capital
de stad
81
el capitaal
het kapitaal
82
el cabo
het einde
83
el término
de term, het einde
84
la decisión
het besluit
85
el dolor
de pijn, het verdriet
86
el director
de manager, de directeur
87
la causa
de oorzaak
88
la personaje
het personage
89
el rostro
het gezicht
90
la ocasión
de kans, de gebeurtenis
91
la página
de pagina
