D2 ER3 Flashcards
1
Q
une armoire
A
een kast
2
Q
une baignoire / un bain
A
een bad(kuip)
3
Q
une bibliothèque
A
een bibliotheek
4
Q
une buanderie
A
een berghok (voor de was)
5
Q
un bureau
A
een bureau
6
Q
une cave
A
een kelder
7
Q
une chaise
A
een stoel
8
Q
une chambre à coucher
A
een slaapkamer
9
Q
un couloir
A
een gang
10
Q
une cuisine
A
een keuken
11
Q
une douche
A
een douche
12
Q
une entrée
A
een hal
13
Q
le ligne
A
het wasgoed
14
Q
le ménage
A
het huishouden
15
Q
une pelouse
A
een gazon
16
Q
la répartition
A
de verdeling
17
Q
le repassage
A
het strijken
18
Q
la vaisselle
A
de afwas
19
Q
quoditien/quoditienne
A
dagelijks
20
Q
arroser
A
sproeien, water geven
21
Q
balayer
A
vegen
22
Q
charger
A
inladen
23
Q
consacrer à
A
wijden aan, tijd spenderen aan
24
Q
débarrasser
A
afruimen
25
Q
devoir
A
moeten
26
Q
essuyer
A
afvegen
27
Q
nourrir
A
eten geven, voeden
28
Q
peler
A
schillen
29
Q
plier
A
opvouwen, plooien
30
Q
promener
A
uitlaten, wandelen
31
Q
ramasser
A
opruimen
32
Q
suspendre
A
ophangen
