D2E2 Flashcards
(67 cards)
1
Q
een tegenstander
A
un adversaire
2
Q
een koffertje
A
un coffret
3
Q
een verloop
A
un cours
4
Q
een ruzie
A
une dispute
5
Q
een zijde
A
une face
6
Q
een figuur
A
une figure
7
Q
een spel
A
une manche
8
Q
een verliezer
A
un perdant
9
Q
een stapel
A
une pile
10
Q
een stapel
A
une pioche
11
Q
een regel
A
une règle
12
Q
een richting
A
un sens
13
Q
een valsspeler
A
un tricheur
14
Q
een winnaar
A
un vainqueur
15
Q
voorlaatste
A
avant-dernier
16
Q
verborgen
A
caché
17
Q
veelkleurig
A
multicolore
18
Q
officieel
A
oficiel
19
Q
traditioneel
A
traditionnel
20
Q
zichtbaar
A
visible
21
Q
optellen
A
additionner
22
Q
verdelen
A
distributer
23
Q
opstapelen
A
emplier
24
Q
beginnen
A
entamer
25
verbieden
interdire
26
mengen
mélanger
27
nummeren
numéroter
28
een kaart van de stapel trekken
piocher
29
verdelen
répartir
30
zich ontdoen van
se débarrasser de
31
ongelijk hebben
avoir tort
32
de kaarten schudden
battre les cartes
33
een dobbelsteen gooien
lancer un dé
34
uitdagingen
mettre au défi
35
zijn beurt overslaan
passer un tour
36
een kaart neerleggen
poser une carte
37
oplaadkabel
un câble de recharge
38
een camera
une caméra
39
een hoofdtelefoon
un casque d'écoute
40
een lader
un chargeur
41
een toetsenbord
un clavier
42
een spelconsole
une console
43
een scherm
un écran
44
een video spel
un jeu vidéo
45
een game controller
une manette
46
een computer
un ordinateur
47
oortjes
des oreillettes
48
een smartphone
un smartphone
49
een muis
une souris
50
een tablet
un tablette
51
een muismat
un tapis de souris
52
een webcam
une webcam
53
virtueel
virtuel
54
stoten
cogner
55
overtuigen
convaincre
56
roepen
crier
57
vernielen
démolir
58
zich boos maken
se fâcher
59
valsspelen
tricher
60
winnen
vaincre
61
dankzij
grâce à
62
bij gelegenheid
occasionnellement
63
met meerderen
à plusieurs
64
in team
en équipe
65
online
en ligne
66
rustig blijven
rester zen
67
een leeg moment
un moment creux