D4 Flashcards
(128 cards)
1
Q
Een sfeer
A
Une ambiance
2
Q
Het vermaak
A
L’amusement
3
Q
Een rommelmarkt
A
Une braderie
4
Q
Het carnaval
A
Le carnaval
5
Q
Een carnavalist
A
Un carnavalier
6
Q
Een ceremonie
A
Une cérémonie
7
Q
Een stoet
A
Un cortège
8
Q
Een corvee, een vervelend werkje
A
Une corvée
9
Q
Een kostuum
A
Un costume
10
Q
Een festival
A
Un festival
11
Q
Een kermis
A
Une foir
12
Q
De folklore
A
Le folklore
13
Q
Een kerstmarkt
A
Un marché de Noël
14
Q
Een masker
A
Un masque
15
Q
Een erfgoed
A
Un patrimoine
16
Q
Een personage
A
Un personnage
17
Q
Een processie
A
Une procession
18
Q
Een erkenning
A
Une reconnaissance
19
Q
Een bedanking
A
Un remerciement
20
Q
Een offer
A
En sacrifice
21
Q
Een trommel
A
Un tambour
22
Q
Een trommelaar
A
Un tamboureur
23
Q
Een spoor
A
Une trace
24
Q
Een traditie
A
Une tradition
25
Aangenaam, gezellig
Agréable
26
Druk
Animé
27
Aantrekkelijk
Attirant
28
Aantrekkelijk
Attrayant
29
Carnavalesk
Carnavalesque
30
Beroemd
Célèbre
31
Centraal
Central
32
Passend
Convenable
33
Gezellig
Convivial
34
Ontspannend
Détendu
35
Schrikwekkend
Effrayant
36
Opwindend
Excitant
37
Familiaal
Familial
38
Sprookjesachtig
Féérique
39
Wazig
Flou
40
Folkloristisch
Folklorique
41
Ideaal
Idéal
42
Immaterieel
Immatériel
43
44
Naief
Naïf
45
Sfeervol
Plein d'ambiance
46
47
Vorig
Précédent
48
Ontspannend
Relaxant
49
Dwaas
Ridicule
50
Traditioneel
Traditionnel/traditionnelle
51
Voorbij trekken
Défiler
52
Aantrekken
Enfiler
53
Geboren worden
Naitre
54
Zich vermommen
Se déguiser
55
Zich voegen bij
Se joindre
56
Elders
Ailleurs
57
Zeket
Certainement
58
59
Essentieel
Fondamentalement
60
Noodzakelijkerwijs
Forcément
61
Eerlijk gezegd
Franchement
62
Onder andere
Notamment
63
Echt
Réellement
64
Opgetogen zijn
Être ravi de
65
Een liefhebber
Un amateur
66
Een attractie
Une attraction
67
Een vakje
Une case
68
Een wedstrijd
Une compétition
69
Een kampioenschap
Un championnat
70
Een evolutie
Une évolution
71
Een festivalganger
Un festivalier
72
Een rooster
Une grille
73
Een kruiswoordraadsel
Des mots croisés
74
Uitwisbaar
Effaçable
75
Reusachtig
Géant
76
Specefiek
Particulier
77
Oplossen
Résoudre
78
Op initiatief van
À l'initiative de
79
Van grote omvang
De grande ampleur
80
Samenbrengen
Mettre en commun
81
Een traditie voortzetten
Renouer avec la tradition
82
Ruzies
Bagarre
83
Een gewonde
Un blessé
84
Een sensibiliserings-campagne
Une campagne de sensibilisation
85
Een chaos
Un chaos
86
Een vervuiling
Une contamination
87
Een afval
Un déchet
88
Een overlijden
Un décès
89
Een drama
Un drame
90
Een drug
Une drogue
91
Een inspanning
Un effort
92
Een veiligheidsmaatregel
Une mesure de sécurité
93
Een dode
Un mort
94
Een stormloop
Un mouvement de foule
95
Geluidshinder
Une nuisance sonore
96
Een alcoholprobleem
Un problème d'alcoolisme
97
Een gehoorprobleem
Un problème d'audition
98
Een vervuiling
Une pollution
99
Een preventie
Un prévention
100
Een bijeenkomst
Un rassemblement
101
Een veiligheid
Une sécurité
102
Een locatie
Un site
103
Een storm
Une tempête
104
Het vandalisme
Le vandalisme
105
Oncontroleerbaar
Incontrôlable
106
Ongerust
Inquiet, inquiète
107
Onrustwekkend
Inquiétant
108
Onrustwekkend
Préoccupant
109
Gewelddadig
Violant
110
Achterlaten
Abandonner
111
Uitrukken
Arracher
112
Bijwonen
Assister à
113
Sterven
Décéder
114
Beperken
Limiter
115
Bedreigen
Menacer de
116
Voorkomen
Prévenir
117
Veroorzaken
Provoquer
118
Verlaten
Quitter
119
Verminderen
Réduire
120
Nadenken
Réfléchir à
121
Hernemen
Reprendre
122
Sensibiliseren
Sensibiliser
123
Zich beschermen
Se protéger
124
Vluchten
De réfugier
125
Aan de oorsprong liggen van
Être à l'origine de
126
In paniek raken
Être pris de panique
127
Het mogelijke doen
Faire son possible
128
Maatregelen nemen
Prendre des mesures