De aarde in het heelal : ( het zonnestelsel ) Flashcards

1
Q

het zonnestelsel

A

Het zonnestelsel is een planetenstelsel. De centrale ster is de zon. Door de grote aantrekkingskracht ( zwaartekracht ) van de zon, bewegen alle hemellichamen in net zonnestelsel in banen rond de zon.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

opbouw van het zonnestelsel

A

→ de zon

→ 8 planeten ( waarvan 6 met manen )

→ 5 dwergplaneten ( waarvan 4 met manen )

→ planetoïden ( asteroïden )

→ kometen

→ een enorme hoeveelheid ij, rotsblokken, …
( → meteoroïden, meteoren, meteorieten )

→ interstellair stof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

de zon

A

De zon is een ster.
→ een ster is een bolvormig hemellichaam dat bestaat uit lichtgevend plasma ( geïoniseerde gassen )

Afstand zon → aarde, 1AE

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

8 planeten

A

Een planeet is een hemellichaam met de volgende kenmerken :
→ het beweegt in een vaste baan rond de zon
→ het is geen ster
→ het is geen maan van een planeet
→ het is vrijwel rond
→ de baan ervan is vrij van andere objecten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

terrestrische planeten

A

→ bevinden zich het dichts bij de aarde

→ ze lijken in sommige opzichten op de aarde ( terra ) ( vandaar terrestrisch )

→ het zijn betrekkelijk kleine en vaste planten met relatief veel zware elementen ( ijzer, nikkel, zuurstof ) en een grote gemiddelde dichtheid ( 4 to 5 keer de dichtheid van water )

→ ze hebben geen of weinig manen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

→ Mercurius

→ Venus

→ Aarde

→ Mars

A

terrestrische planeten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

terrestrische planeten

A

→ Mercurius

→ Venus

→ Aarde

→ Mars

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

gasplaneten of reuzenplaneten

A

→ ze zijn verder verwijderd van de zon

→ zijn heel groot en hebben een kleine vaste kern die omgeven is door een hele dikke gaslaag, in die gaslaag zitten grote hoeveelheden waterstof, helium en methaan

→ ze hebben door hun dikke gaslaag een kleine gemiddelde dichtheid

→ ze hebben geen manen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

→ Jupiter

→ Saturnus

→ Uranus

→ Neptunus

A

gasplaneten of reuzenplaneten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

gasplaneten of reuzenplaneten

A

→ Jupiter

→ Saturnus

→ Uranus

→ Neptunus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

opsomming planeten

A

→ Mercurius

→ Venus

→ Aarde

→ Mars

→ Jupiter

→ Saturnus

→ Uranus

→ Neptunes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

5 dwergplaneten

A

Een dwergplaneet is een hemellichaam met de volgende kenmerken :
→ het beweegt in een vaste baan om de zon
→ het is geen ster
→ het is geen maan van een planeet
→ het is vrijwel rond
→ de baan ervan is niet vrij van andere objecten
( → dit is het cruciale verschil
tussen planeten en dwergplanten )

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

opsomming dwergplanten

A

→ Eris

→ Pluto

→ Haumea

→ Makemake

→ Ceres

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

manen

A

Een natuurlijke maan of natuurlijke satelliet is een hemellichaam dat rond een ander hemellichaam draait.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

planetoïden ( asteroïden )

A

Een planetoïde of een asteroïden is een relatief klein object dat in een baan om de zon beweegt. Het is groter dan een een meteoroïde, maar het heeft een onregelmatige vorm waardoor het niet als een dwergplaneet kan worden geclassificeerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

planetoïden tussen Mars en Jupiter

A

De meeste planetoïden bevinden zich in dit gebied, die zone wordt daarom de planetoïdengordel genoemd. De planetoïden in dit gebied hebben een stabiele baan.

17
Q

planetoïden in de Kuipergordel

A

Andere planetoïden bevinden zich in de Kuipergordel, een gebied voorbij de baan van Neptunus dat zich uitstrekt tot 55AE van de zon. Er bevinden zich daar miljoenen betrekkelijk kleine steen- en ijsachtige objecten. De planetoïden in deze zone hebben een veel minder stabiele baan door de enorme afstand tot de zon en de grote hoeveelheid materie.

18
Q

2 soorten kometen

A

Er zijn twee soorten kometen :

→ kometen die een paraboolvormige baan hebben, ze gaan tot de zon maken een U-vorm rond de zon en verdwijnen dan weer

→ periodieke kometen zijn kometen die in een ellipsvormige baan rond de zon bewegen en die dus geregeld opnieuw te zien zijn.

19
Q

kometen

A

Kometen zijn kleine hemellichamen die in een soort baan rond de zon draaien. Ze bestaan uit ijs, gas en stof en worden daarom soms wel eens “vuile sneeuwballen” genoemd.

20
Q

meteoroïden, meteoren, meteorieten

A

→ meteoroïde, voorwerp uit de ruimte dat aangetrokken wordt door een hemellichaam

→ meteoor, zich uitgezonden door een meteoroïde die opbrandt tijdens zijn tocht door de atmosfeer

→ meteoriet, het niet-opgebrande overblijfsel van een meteoroïde

21
Q

interstellair stof

A

Interstellair stof bestaat uit deeltjes die variëren van een paar moleculen tot 0,1mm in grootte. Het zonnestelsel bevat miljarden tonnen interstellair stof afkomstig van het ontstaan van het zonnestelsel.

22
Q

planeten met manen

A

→ Aarde ( 1 ) ( de maan )

→ Mars ( 2 )

→ Jupiter ( 18 )

→ Saturnus ( 64 )

→ Uranus ( 27 )

→ Neptunus ( 14 )

23
Q

dwergplaneten met manen

A

→ Pluto ( 5 )

→ Haumea ( 2 )

→ Makemake ( 1 )

→ Eris ( 1 )

24
Q

de maan

A

→ de maan is de enige natuurlijke satelliet van de aarde

→ de maan draait in een elliptische baan rond de aarde, ze draait ook om haar as waardoor altijd dezelfde kant van de maan naar de aarde gericht en zichtbaar is, dit zichtbare deel is de voorkant van de baan, het niet-zichtbare deel is de achterkant

→ de maan doet er ongeveer 29 dagen over om 1 keer rond de aarde te draaien

25
Q

astronomische eenheid

A

Een afstandsmaat

1AE komt overeen met de gemiddelde afstand tussen de aarde en de zon.