de hele mikmak Flashcards

(45 cards)

1
Q

benedenloop

A

laagste deel van de rivier, net voordat het water de zee in stroomt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

bovenloop

A

het begin van de rivier, vanaf de bron, het bovenste deel
dat meestal in de bergen stroomt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

chemische verwering

A

het afbrokkelen van gesteente door de werking van zuurstof en vocht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

erosie

A

de uitschurende werking van stromend water, wind of ijs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

mechanise verwering

A

het afbrokkelen van gesteente zonder dat de samenstelling verandert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

polder

A

stuk land, omgeven door dijken waar de waterstand geregeld kan worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

sedimentatie

A

proces waarbij korrels blijven liggen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

sediment gesteente

A

gesteente dat ontstaat wanneer lagen sediment worden samengeperst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

stollingsgesteente

A

gesteente dat ontstaat wanneer magma stolt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

stroomgebied

A

het gebied dat afwatert op een rivier en haar zijrivieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

verwering

A

het verbrokkelen van gesteente

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

agglomeratie

A

aaneengesloten stedelijke bebouwing die zich uitstrekt over meer dan één gemeente

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

compacte stad

A

stadvernieuwing waarbij het opvullen van open plekken en het bouwen van nieuwe wijken tegen de oude stad uitganspunten zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

gentrificatie

A

het proces waarbij oude stadsbuurten worden opgeknapt. wonen wordt er wel duurder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

re-urbanisatie

A

de stad wordt een aantrekkelijke woonplaats en de bevolking neemt weer toe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

segregatie

A

het gescheiden wonen van verschillende bevolkingsgroepen in een stad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

suburbanisatie

A

proces waarbij mensen en bedrijven vanuit een stad naar het omringende platteland verhuizen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

verstedelijking

A

proces waarbij mensen van het platteland naar de stad trekken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

verstedelijkingsgraad

A

percentage van de bevolking dat in steden woont

20
Q

verstedelijkingstempo

A

percentage waarmee de verstedelijkingsgraad jaarlijks toeneemt

21
Q

vestigingsoverschot

A

het positieve verschil tussen het aantal mensen dat vertrekt en dat zich vestigt

22
Q

vinex- wijk

A

een nieuw stadsdeel dat tegen de oude stad is aangebouwd

23
Q

aquifer

A

waterhoudende laag in de ondegrond

24
Q

droogmakerij

A

polder ontstaan door het droogmalen (leegpompen) van een plas of van een stuk zee.

25
duurzaam waterbeheer
waterbeheer waarbij alleen de voorraad vernieuwbaar water wordt gebruikt
26
infiltratie
het in de grond indringen van water
27
inklinking
de daling van het maaiveld (de bovenkant van de grond) door ontwatering
28
klimaatadaptatie
het landschap aanpassen aan een ander klimaat
29
niet- vernieuwbaar water
water dat niet of heel langzaam wordt aangevuld waardoor het opraakt (bijv. bij een aquifer).
30
piekafvoer
verhoogde afvoer van de rivier
31
polder
een gebied omsingeld door dijken waarbinnen de waterstand geregeld kan worden
32
vernieuwbaar water
water dat in het tempo aangevuld wordt waarin het verbruikt wordt
33
waterkringloop
het proces waarbij zeewater na verdamping via wolken, neerslag en via grondwater en rivieren weer terugstroomt naar zee.
34
biodiversiteit
de variatie aan plant- en diersoorten in de natuur
35
draagkracht
het vermogen van de aarde om alle mensen te kunnen laten leven/wonen
36
duurzaam
voorzien in eigen behoeften zonder dat het milieu belast wordt en grondstoffen uitgeput raken, zodat de wereld leefbaar blijft voor in de toekomst.
37
duurzame energiebron
een energiebron die niet opraakt
38
ecologische voetafdruk
de ruimte die een persoon nodig heeft om zijn leven te kunnen leiden.
39
energietransitie
overschakelen van het gebruik van fossiele energie naar duurzame energie
40
fossiele energiebronnen
energiebronnen die ontstaan zijn uit planten en dieren, zoals aardolie, aardgas en steenkool
41
klimaatverandering
verandering van het klimaat op de aarde door natuurlijke oorzaken of activiteiten van de mens.
42
koolstofdioxide
een belangrijke gas die warmte kan vasthouden en dat van nature voorkomt in de atmosfeer
43
natuurlijke hulpbronnen
producten uit de natuur die mensen goed kunnen gebruiken
44
productieketen
de schakels waaruit het productie proces van goederen bestaat. Van grondstof tot eindproduct
45
schaalvergroting
het steeds groter worden van (landbouw)bedrijven.