de nieuwe wereld in Europa Flashcards

(27 cards)

1
Q

introductie nieuwe plantenwereld

A
  • als sierplant en of medische plant
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Nieuwe voedingsmiddel op het bod

A
  • als luxeproduct: cacao, thee, koffie
  • als dagelijkse kost: aardappelen, mais, tomaten
  • voedsel voor de armen
  • hoge opbrengst
  • voedzaam en goedkoop
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

handarbeid

A

machinearbeid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

huisnijverheid

A

fabrieksnijverheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

grote vraag katoen
groter aanbod

A

vraag
- bevolkingsgroei= meer verbruikers
- meer mogelijkheden katoen
aanbod
- bevolkinggroei= goedkopere arbeidskrachten
- technische vernniewing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

koopkracht

A

mate waarin mensen goedere/ diensten kunnen kopen met hun inkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

industrealisatie

A

overgang handamtig naar machiniaal produceren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

de val van antwerpen

A

gebeurtenis in 1585 waarbij de stad antwerpen in spaanse handen viel -> veel handelaars vluchte naar bv amsterdam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

levensstandaard

A

algemene welzijn van mensen, bepaald door: voeding, gezondheid, inkomen, huisvestiging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

industriele revolutie

A

grote verandering in productie en samenleving vanaf 18 e eeuw: machienes, fabrieken nieuwe energiebronnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

innovatie

A

verniewing bv machienes of technieken in landbouw en industrei

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

modialisering

A

het preces waarbij economosche en cultureel steeds verbonden raken via bv handerl

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

vraagzijde

A

de kant van de economie die bepaalt wat mensen willen kopen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

arbeidsorganisatie

A

het arbeid georganiseerd is vb ambachten vs fabrieksarbeid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

aanbodzijde

A

de aknt van de economie die bepaalt wat er geproduceerd en aangebdoden wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

demografie

A

de studie van bevolkingcijfers, groei, sterfte, geboortes

17
Q

handelsmetropool

A

grote stad die een centrum in van internationaal handel, zoals linden antwerpen amsterdam

18
Q

Goude eeuw

A

17e eeuw in nederlaand periode van grote economiesch cultureel wetenschapeljke bloei

19
Q

in 17-18e eeuw groeide stede sterk dood

A

bevolkinggroei
meer wergelegenheid
toenemende handel

20
Q

steden als amsterdam , antwerpen en londe werden belangerjike handelsmetropolen

A

ze lagen gunstig voor
zeehandel
veel goederen kwamen er binnen via koloniale handel $veel economische activiteti en handel vua pakhuizen en havens

21
Q

door de toegenomen handel hadden steden:

A

brede infrastructuur
nieuwe beroepen

22
Q

introductie aardappel

A
  1. aankomst in europa
  2. Filips II plant aandappelals medische plant in thuin paleis
    3.eerste vermelding van de aardappel als veldvrucht
  3. aarappel wordt volkvoedsel
  4. Industrialisatie
23
Q

volegorde handelsmetropolen

A

brugge->antwerpen->amsterdam->londen
- volegorde groeiende internationale handel op welvaart

24
Q

werkgevers kregen vaste uren, weinig pauzes en werkte onder toezicht
->

A

minder vrijheid

25
werk sneller
maar eentoniger
26
lange werkdagen
-> minder lonenAr
27