De Ontwikkeling (de mens, dieren, planten) Flashcards

(66 cards)

1
Q

Wat is menstruatie?

A

1) De eicel rijpt in de eierstok. Wanneer ze rijp is springt ze uit de eierstok naar de eileider = eisprong. 2) De eicel wacht ongeveer 3 dagen op een zaadcel. Nadien gaat ze naar de baarmoeder. 3) Ondertussen maakt de baarmoeder zich klaar door een dikke wand van bloed en slijm te maken. 4) Als de eicel niet bevrucht is wordt de wand afgebroken. Dit noemen we menstruatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is een embryo?

A

Bij de bevruchting smelt een eicel samen met een zaadcel. Door celdeling onstaat een embryo.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is een moederkoek?

A

De moederkoek (of placenta) zorgt voor het transport van voedingsstoffen van moeder naar foetus en afvalstoffen van foetus naar moeder. Dit transport tussen placenta en foetus gebuert via de navelstreng.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is een foetus?

A

Als een embryo hecht zich vast aan de baarmoederwand, na twee maanden spreekt men niet langer over een embryo maar over een foetus.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is een natte droom?

A

xxx

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Het onstaan van een baby (de stappen)

A

Bij de bevruchting smelt een eicel samen met een zaadcel. Door celdeling onstaat een embryo. In de baarmoeder hecht dit embryo zich vast aan de baarmoederwand, na twee maanden spreekt men niet langer over een embryo maar over een foetus. In de baarmoeder groeit de foetus uit tot een baby. De foetus wordt beschermd tegen schokken en ruwe bewegingen door het vruchtwater rond hem. De moederkoek (of placenta) zorgt voor het transport van voedingsstoffen van moeder naar foetus en afvalstoffen van foetus naar moeder. Dit transport tussen placenta en foetus gebuert via de navelstreng. Tijdens de bevalling wordt de baby naar buiten geperst door samentrekkingen van de baarmoeder. Dit zijn weien.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waar rijpt de eicel?

A

In de eierstok

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waar wordt de eicel bevrucht?

A

In de baarmoeder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waar of niet waar? Tijdens je menstruatie kun je niet zwemmen.

A

Niet waar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waar of niet waar? De menstruatie kan gepaard gaan met krampen.

A

Waar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waar of niet waar?

Alle vrouwen voelen zich misselijk tijdens hun menstruatie.

A

Niet waar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waar of niet waar? Een vrouwelijke cyclus duurt gemiddeld veertig dagen.

A

Niet waar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waar of niet waar? Een eicel wacht in de baarmoeder op een zaadcel.

A

Niet waar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waar of niet waar? Een onbevruchte eicel nestelt zich in de baarmoederwand.

A

Niet waar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waar of niet waar? Ieder vrouw is even lang ongesteld.

A

Niet waar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waar of niet waar? Het begin van de menstruatie is tegelijk de start van een nieuwe cyclus.

A

Waar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Waar of niet waar? Alle eicellen zitten bij de vrouw al van bij de geboorte in de eierstokken.

A

Waar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Waar of niet waar? Tijdens de menstruatie verliest de vrouw gemiddeld een liter bloed.

A

Niet waar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Puberteit in jongens.

A

De adamsappel wordt zichtbaar Start puberteit op 14 jaar Het lichaam is te vergelijken met een omgekeerde driehoek De benen en armen worden langer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Puberteit in meisjes.

A

Start puberteit op 11 a 13 jaar Het lichaam is ter vergelijken met een driehoek Heupen en billen worden ronder De benen en armen worden langer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

1.

A

penis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

2.

A

urinebuis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

3.

A

eikel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

4.

A

blaas

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
5.
prostaat
26
6.
zaadleiders
27
7.
bijbal
28
8.
teelballen
29
9.
balzak
30
10.
voorhuid
31
1.
baarmoeder
32
2.
blaas
33
3.
urinebuis
34
4.
eileiders
35
5.
eierstokken
36
6.
baarmoederhals
37
7.
vagina
38
8.
plasgaatje
39
9.
clitoris
40
Worden de eitjes van de vrouwelijke kikker inwendig of uitwendig bevrucht?
uitwending
41
In het voorjaar legt het kikkerwijfen ongeveer _____ eitjes?
2,500
42
Hoe noemen wij de eitjes van een kikker?
kikkerdril
43
Na ongeveer _____ komen de _________ of ___________ uit.
??? (you didn't have this in your notes) kikkervisjes of dikkopjes.
44
Hoe ademt de kikkervisje?
Zoals vissen, met kieuwen.
45
Hoelang is de periode tussen het uitkomen van de eitjes en een volwassen kikker?
ongeveer 3 maanden
46
Wat is tweeslachtig?
Een dier die heeft zowel een vrouwelijk als een mannelijk geslachtsorgaan.
47
Wat is een hermafrodiet?
synoniem voor tweeslachtig
48
Geef een voorbeld van een tweeslachtig dier.
de regenworm
49
Tijdens het voorjaar trekken de stekelbaarsjes van de zee naar \_\_\_\_\_\_.
ondiep
50
De _______ tijd van het stekelbaarsje begint wanneer het mannetje van _______ verandert?
De **_paar_** tijd van het stekelbaarsje begint wanneer het mannetje van **_kleur_** verandert?
51
Het stekelbaarsje mannetje bakent een _______ af en bouwt daarin een _________ met plantenstengels en bladeren.
Het stekelbaarsje mannetje bakent een **_teretorium_** af en bouwt daarin een **_nest_** met plantenstengels en bladeren.
52
Nadien gaat het steklbaarsje wijfjes lokken door middel van zijn ______ en zijn \_\_\_\_\_\_. Hij wil alleen de vrouwtjes met een dikke \_\_\_\_\_\_\_\_.
Nadien gaat het steklbaarsje wijfjes lokken door middel van zijn **_kleur_** en zijn **_gedrag**_. Hij wil alleen de vrouwtjes met een dikke _**buik_**.
53
Als het (steklbaarsje) vrouwtje overtuigd woord, gaat ze mee naar zijn nest, waar ze haar _______ legt. Deze worden dan ______ door de mannetje. Nadien volgt de _______ zorg.
Als het (steklbaarsje) vrouwtje overtuigd woord, gaat ze mee naar zijn nest, waar ze haar **_eitjes_** legt. Deze worden dan **_bevrucht_** door de mannetje. Nadien volgt de **_broed_** zorg.
54
Zowel de bevruchting als de ontiwkkeling gebeuren _______ het lichaam van het moederdier (stekelbaarsje)
Zowel de bevruchting als de ontiwkkeling gebeuren **_buiten_** het lichaam van het moederdier (stekelbaarsje)
55
Waar of niet waar? Het mannetje maakt aan de hand van stoten tegen het achterlijf van het vrouwtje duidelijk dat ze haar eitjes moet afzetten
waar
56
Waar of niet waar? De vrouwtjes bebroeden de eitjes bij stekelbaarsjes.
niet waar
57
Waar of niet waar? De (stekelbaarsje) bevruchting gebeurt inwendig.
niet waar
58
Bij bloemen wat betekent eenslachtig?
bloemen die alleen een stapmper of alleen meeldraden hebben
59
Bij bloemen wat betekent tweeslachtig?
bloemen die zowel meeldraden als een stamper hebben.
60
Wat is bestuiving?
waneer stuifmeelkorrels op de stemple van de stamper terechtkomen
61
Wat is zelfbestuiving?
Bij zelfbestuiving komt het stuifmeel op de stempel van dezelfde bloem.
62
Wat is buurbestuiving?
Bij buurbestuiving komt het stuifmeel op de stempel van een bloem van een zelfde plant.
63
Wat is kruisbestuiving?
Bij kruisbestuiving komt het stuifmeel op de stempel van een bloem van een andere plant van dezelfde soort terecht.
64
Hoe gebuert bestuiving?
via de wind of insecten
65
Wat is bevruchting (van een plant)?
Bestuiving kan tot een bevruchting leiden wanneer een stuifmeelkorrel versmelt met de eicel in het zaadbeginsel
66
Hoe verspreiden zaden zich?
door de wind (vb. de paardenbloem) over het water (vb. warerlelie) door zichzelf - als de zaden rijp zijn, springt de vrucht open. De zaden woorden weggeslingerd (vb. brem) met behulp van dieren (vb. vogel, eekhoorn)