DE samenvatting Flashcards

1
Q

De 3 inputs die veranderen in een proces

A
  • materiaal
  • personen
  • informatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

proces=
operations=
output=

A

proces= De resources die transformeren van inputs naar outputs.

operations= hoe een organisatie producten of service produceren

output= een mix van producten en service

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

The 4 V typololgy

A
  1. volume -> veel volume is weinig variëteit.
  2. variëteit -> veel variëteit is weinig volume.
  3. variatie in vraag
  4. zichtbaarheid-> ben je onderdeel van het proces
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat zijn stakeholders

A

Alles & iedereen wat invloed heeft op het proces:

  • government
  • society
  • shareholders
  • suppliers
  • customers
  • lobby groups
  • regulatory bodies
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

De 5 operations performance (meten aspecten processen)

A
  1. Kwaliteit
  2. Snelheid
  3. Dependability (betrouwbaarheid)
  4. Flexibiliteit (in staat om te veranderen)
  5. Kosten (productiviteit)
  6. (duurzaamheid)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

efficiënt frontier

A

Twee critera van de 5 operations perfomance pakken en kijken hoe bedrijven hierop scoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Procesontwerp

A
  1. positioneren van procesen
    • Lay out
    • resource
  2. Analyse van je bedrijfsproces
    • Behalen van doelstelling, wat moet ik daarvoor doen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

arrival & throughput rate

A

Arrival rate= hoeveel komen eraan (flowunits)

Throughput rate= hoeveel komen uit het proces

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Capaciteit

A

hoeveel flowunits kan in bij ‘eenheid tijd’ verwerken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Utilization

A

bezettingstijd -> mate waarin capaciteit bezet is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Utilization rate

A

Throughputrate/capacity -> kan alleen heel even hoger zijn dan 1, gemiddeld zit het altijd onder of op 1.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

bottleneck

A

Stagenerende deel van een proces/ het deel wat het langste duurt/ het deel met de laagste capaciteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

doorlooptijd

A

tijd tussen het plaatsen en ontvangen van een bestelling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

work in progress

A

producten in het proces

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat operation managers doen:

A
  1. Directing (overall strategy)
  2. Designing (
  3. delivery (leveren plannen)
  4. developing (na een lange tijd vernieuwing ontwikkelen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

CSR (corporate social responsibility)

A

‘het respect dat een bedrijf heeft voor de belangen van de maatschappij, aangetoond door actief te beseffen welk effect de bezigheden van het bedrijf hebben voor consumenten, werknemers, aandeelhouders, de gemeenschap en het milieu.’

17
Q

Tripple bottom line

A

People, planet, en profit bottom line

Het niet alleen focussen op winst maken maar ook kijken naar de impact die je maakt als bedrijf op de maatschappij en milieu.
Duurzaamheid

18
Q

4 soorten lay-outs

A
  1. fixed-Position= product kan niet verplaatst worden.
    laag volume, hoog variëteit. (boot of patient operatie tafe)
  2. Proces or functional lay-outs= verschillende functies zitten bij elkaar. alle machines die op elkaar lijken zitten bij elkaar. Flexibiliteit
  3. product lay-out= minder skill vereist. het is efficiënt en hebben een vooruit gestippeld pad. assembly lines
  4. cellular lay-out= tussen proces en product lay-out in.
    verschillende producten groeperen op kleine lijntjes
19
Q

proces type

A

manier waarop activiteiten georganiseerd zijn

20
Q

short-fat arrangement

A

je doet alle aspecten van het proces alleen.

21
Q

long-thin arrangement

A

je verdeelt verschillende aspecten die achter elkaar komen. Dit verdeel je over verschillende werknemers

22
Q

operational strategy

A

patroon van keuzes en acties die de lange termijn visie, doelen, en mogelijkheden vormen.

(tegenovergesteld van strategic, wat dag op dag kijkt en heel gedetailleerd is)

23
Q

4 stage model of operations contribution

A

stage 1 -> correct the worst problems
(internally neutral)

stage 2 -> adobt best practice. Implementing strategy
(externally neutral)

stage 3 -> link strategy with operations. Supporting strategy. (internally supportive)

stage 4 -> give an operations advantage. Driving strategy
(externally supportive)

24
Q

3 verschillende strategische beslissingen

A
  • design van de processen en operaties
  • Plannen en besturen van de bezorging van de producten en diensten
  • Ontwikkeling van de performance van de operaties.