De Zuur-base Regeling Flashcards

1
Q

welke (positieve of negatieve) effecten veroorzaakt H+?

A
  • beïnvloedt de 3D structuur van eiwitten (en functie ervan)
  • het is nefast voor alle orgaansystemen
  • CZS en circulatoire systeem zijn zeer gevoelig
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is acidose?

A

dit is een opstapeling van H+ waardoor de pH zal dalen en celstructuren aangetast zullen worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

welk systeem houdt de H+ concentratie binnen nauwe grenzen?

A

het zuur- base systeem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

welke 3 mechanismen behoren tot het zuur-base systeem?

A

1) buffers
2) de long
3) de nier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

bespreek het buffersysteem kort

A
  • komt direct in actie
  • belangrijkste buffer extracellulair is HCO3-
  • intracellulair wordt H+ ook opgenomen op voorwaarde dat er een + lading uit de cel gestoten wordt
  • snel verzadigd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat is het gevaar bij teveel intracellulaire opname van H+

A

dan moet er teveel K+ uit de cel gestoten worden om deze neutraal te houden -> hyperkaliemie -> problemen met het hart!!!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

bespreek de long kort

A
  • schiet in actie wanneer buffer het niet alleen kan
  • normale longfunctie is NOODZAKELIJK
  • door stijgen van ademhaling zal bloed pH normaliseren
  • dit is een relatief snelle compensatie
  • kan overmaat niet volledig verwijderen!!
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

geef de belangrijkste vergelijking van dit hoofdstuk

A

CO2 + H2O -> H2CO3- -> HCO3- + H+

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

bespreek de nier kort

A
  • normale nierfunctie is NOODZAKELIJK
  • heeft de beste corrigerende capaciteit
  • duurt langer voor het op gang komt en werken langer
  • kan 3 dingen doen -> H+ excreteren, HCO3- produceren en excreteren
  • bij excretie van H+ wordt Na+ geresorbeerd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

hebben oudere dieren een optimale zuur-base regeling?

A

meestal niet, de nier verliest veel functionele nefronen waardoor het filtratie opp vermindert
ook de long kan in compliantie verminderen of zal sneller ademhalingsproblemen hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat is de gemiddelde pH van extracellulair vocht bij zoogdieren en vogels?

A

tussen de 7,36 en de 7,44 (gemiddeld 7,40)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat is de maximale afwijking van de pH van het extracellulaire vocht, verenigbaar met ‘leven’

A

van 6,90 tot 7,80

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

is de pH overal hetzelfde in het lichaam?

A

neen, bijvoorbeeld in de maag -> zeer lage pH voor vertering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat is een zuur in een biologisch systeem?

A

een verbinding die H+ kan vrijzetten wanneer opgelost in water

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

vanwaar is de H+ in ons lichaam afkomstig?

A

1) van koolzuur (H2CO3)

2) van anorganische zuren (afkomstig van het intermediaire metabolisme van nutriënten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

enzyme die CO2 met H+ associeert?

A

koolzuur-anhydrase

17
Q

is de concentratie van H+ gelijk in veneus en arterieel bloed?

A

neen want er is een groot verschil in concentratie CO2 -> veneuze bloed heeft hogere CO2 en H+ concentratie

18
Q

waarom is er bij een gezond dier geen H+ opstapeling bij inspanning?

A

omdat de long zijn werking perfect kan uitoefenen en grote hoeveelheden CO2 uitademen waardoor de H+ concentratie zal dalen

19
Q

rol van basen in de voeding

A

de organische anionen moeten voor metabolisatie omgezet worden in hun overeenkomstig zuur en accepteren dus een H+

20
Q

wat voor soort urine hebben carnivoren?

A

zure urine

21
Q

wat voor soort urine hebben omnivoren?

A

afhankelijk van dieet -> eerder proteine rijk = zure urine

-> eerder plantaardig = alkalische urine

22
Q

wat voor soort urine hebben herbivoren?

A

alkalische urine

23
Q

wat is een gesloten buffersysteem?

A

in dit buffersysteem is de som van beide buffercomponenten constant, er wordt niets van buitenaf toegevoegd

24
Q

wat is een open buffersysteem?

A

bv HCO3-

Hierbij kan een component van het buffersysteem van buitenaf toegevoegd of verwijderd worden

25
Q

wat is de verhouding HCO3-/CO2 bij een normale pH?a

A

20/1

26
Q

wt is alkalose?

A

wanneer de concentratie H+ in het bloed te laag is

dit is zeer zeldzaam

27
Q

is bij respiratoire acidose de long altijd de oorzaak?

A

neen het kan ook een probleem zijn thv de trachea

+ het is de afvoer van CO2 die telt en die is afhankelijk van meerdere factoren, niet enkel de long