Deel 1 Flashcards
(95 cards)
1
Q
Hola
A
Hallo, goeiedag
2
Q
soy
A
ik ben
3
Q
me llamo
A
ik heet
4
Q
mucho gusto
A
aangenaam
5
Q
encantada
A
aangename kennismaking (v)
6
Q
encantado
A
aangename kennismaking (m)
7
Q
buenos días
A
goedendag
8
Q
hasta luego
A
daag, tot ziens
9
Q
Yo
A
ik
10
Q
Tu
A
jij, je
11
Q
nosotros
A
wij, we
12
Q
vosotros
A
jullie
13
Q
Ser
A
zijn
14
Q
tener
A
hebben
15
Q
vivir en
A
wonen, leven
16
Q
una hija
A
een dochter
17
Q
un hijo
A
een zoon
18
Q
un hombre
A
een man
19
Q
una mujer
A
een vrouw
20
Q
un hijo
A
een kind
21
Q
dos hijos
A
twee kinderen
22
Q
un amigo
A
een vriend
23
Q
una amiga
A
een vriendin
24
Q
llamarse
A
heten
25
Cómo te llamas?
Hoe heet je?
26
Cómo os llamáis?
hoe heten jullie?
27
estar casado
gehuwd zijn
28
tener una novia
een vriendin hebben
29
tener un novio
een vriend hebben
30
Y
en
31
no
niet
32
No estamos casados
wij zijn niet getrouwd.
33
también
ook
34
mi(s)
mijn
35
un colombiano
een Colombiaan
36
una colombiana
een Colombiaanse
37
colombiano
colombiaans
38
un chileno
een Chileen
39
una chilena
een Chileense
40
chileno
chileens
41
un español
een Spanjaard
42
una española
een Spaanse
43
español
Spaans
44
de
uit, van
45
en
in
46
Quién eres?
Wie ben je?
47
Cuántos años tienes?
Hoe oud ben je?
48
Dónde vives?
Waar woon jij?
49
De dónde eres?
Waar kom je vandaan?
50
Tienes hijos?
Heb je kinderen?
51
Estás casado?
Ben je getrouwd?
52
buenas tardes
goeiemiddag (formeel)
53
buenas noches
goeienavond (formeel)
54
hasta luego
tot zo, tot straks (formeel)
55
hasta mañana
tot morgen (formeel)
56
adiós
daag
57
perdón, perdona
excuseer
58
por favor
alstublieft
59
(muchas) gracias
dank u/ je, hartelijk bedankt
60
de nada
graag gedaan!
61
hablar
praten
62
llamarse
heten
63
aprender
leren
64
estar
zijn (e)
65
ser
zijn (s)
66
sucio, -a
vuil
67
limpio, -a
netjes
68
desordenado, -a
wanordelijk
69
ordenado, -a
ordelijk
70
grande
groot
71
pequeño, -a
klein
72
bonito, -a
mooi
73
feo, -a
lelijk
74
simpático, -a
vriendelijk, sympathiek
75
antipático, -a
onvriendelijk
76
enfadado, -a
boos
77
contento, -a
tevreden, blij
78
feliz
gelukkig
79
barato, -a
goedkoop
80
caro, -a
duur
81
cerrado, -a
gesloten
82
libre
vrij
83
ocupado, -a
bezet
84
roto, -a
gebroken, kapot
85
cómodo, -a
comfortabel, handig
86
enfermo, -a
ziek
87
resfriado, -a
verkouden
88
famoso, -a
bekend
89
interesante
interessant
90
aburrido, -a
saai
91
importante
belangrijk
92
necesario, -a
nodig
93
cada
elke
94
aquí
hier
95
abierto, -a
open