Deel 1: II. De bronnen van het objectief recht (H3: de wet) Flashcards

(94 cards)

1
Q

zelfstandige rechtsbron

A

reikt de rechtsregel aan zonder dat er behoefte is om die rechtsregels nog in een andere rechtsbron te vestigen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

niet-zelfstandige rechtsbron

A

de rechtsregel die ze aanreikt, dient nog in een andere zelfstandige bron te worden bevestigd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

bindende rechtsbron

A

de rechtsregel die ze aanreikt moet door de burger worden nageleefd en door de rechten worden toegepast

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

algemeen-bindende rechtsbron

A

de rechtsregel die ze aanreikt geldt voor alle burgers die binnen het toepassingsgebied vallen worden nageleefd en door alle rechters worden toegepast

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

niet-algemeen bindende rechtsbron

A

de rechtsregel die ze aanreikt moet slechts door bepaalde burgers worden nageleefd en slechts door bepaalde rechters worden toegepast

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

niet-bindende rechtsbron/gezaghebbende rechtsbron

A

de rechtsregel die ze aanreikt, kan maar moet niet door de burger worden nageleefd en kan maar moet niet door de rechter worden toegepast

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

de wet

A

elke algemene regel die door de bevoegde overheid uitdrukkelijk werd uitgevaardigd en neergelegd in een bindende tekst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

beschikkingen

A

overheidsbesluiten voor concrete gevallen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wet in materiële zin

A

overheidsbesluiten met algemene strekking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

trias politica

A

de vorming van het recht moet uitsluitende een taak van de wetgevende macht zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

codificeren

A

het samenbrengen van rechtsregels in een wettekst op een systematische, geordende wijze

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

exegetische school

A

steunde de codificatiebeweging, stelde dat het recht volledig in de geschreven wetten moet te vinden zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

legisme

A

de herleiding van het recht tot de wet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

historische school

A

het recht moet de direct uitdrukking van de ‘volksgeist’ zijn, recht moet zich op een organische wijze met het volk ontwikkelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

subsidiariteitsbeginsel

A

vraagt dat de bevoegdheden aan het niveau worden toegewezen, waar ze het best kunnen worden uitgeoefend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

deregulering

A

verminderen van het aantal regelingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

harmonisatie

A

betere onderlinge afstemming tussen wetten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

positiveren

A

beginselen die eerst ethische verwachtingen zijn, omzetten tot eisen van het recht zelf door ze op te nemen in het recht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

rechtstreekse democratie

A

de wetgevende macht ligt bij de meerderheid van de bevolking die zich uitspreekt in een referendum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

onrechtstreekse democratie

A

de wetgevende macht ligt bij de meerderheid van de verkozen volksvertegenwoordigers van het volk die beslissen, eventueel na een volksraadpleging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

presidentieel systeem

A

de uitvoerende macht ligt bij een verkozen staatshoofd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

parlementair systeem

A

de uitvoerende macht ligt bij een niet-verkozen regering die het vertrouwen heeft van de volksvertegenwoordiging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

semi-presidentieel systeem

A

de uitvoerende macht ligt bij een verkozen staatshoofd die een regering benoemt die het vertrouwen heeft van de volksvertegenwoordiging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

rechtszekerheid

A

impliceert dat de regelgeving voldoet aan de eisen van toegankelijkheid, berekenbaarheid en betrouwbaarheid, en uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
legaliteitsbeginsel
de overheid is gebonden aan de in de wet geformuleerde regels
26
subsidiariteitsbeginsel
de wetgeving wordt uitgevaardigd op het niveau dat er het meest toe geschikt is
27
gelijkheid voor de wet = beginsel van behoorlijke wetstoepassing
de wet moet op een gelijke wijze worden toegepast op elkeen die binnen het toepassingsgebied van de wet valt
28
gelijkheid door de wet = beginsel van behoorlijke wetgeving
de wet zelf behandelt de burgers gelijk
29
discriminatie
de onverantwoorde ongelijke behandeling
30
nemo censetur ignorare legem
niemand wordt geacht de wet niet te kennen
31
het federaal niveau
overheden met een federale rechtsmacht vaardigen rechtsregels uit met een federaal geldingsbereik = regels die in geheel België van kracht zijn
32
het deelstatelijk niveau (gemeenschappen en gewesten)
overheden met deelstatelijke rechtsmacht vaardigen rechtsregels uit met een deelstatelijk geldingsbereik
33
het provinciaal niveau
overheden met een provinciale rechtsmacht vaardigen hier rechtsregels uit met een provinciaal geldingsbereik
34
het gemeentelijk niveau
overheden met een gemeentelijke rechtsmacht vaardigen hier rechtsregels uit met een gemeentelijk geldingsbereik
35
het bestuurlijk niveau
overheden met een beperkte bestuurlijke rechtsmacht vaardigen hier rechtsregels uit met betrekking tot een bepaald domein van de overheidszorg
36
het niveau van de regelgeving bij overeenkomst
publieke personen en/of private personen vaardigen hier bij overeenkomst rechtsregels uit
37
het internationaal niveau
overheden die niet uitsluitend tot één nationale rechtsmacht behoren, vaardigen hier rechtsregels uit met een internationaal geldingsbereik
38
de grondwet
de hoogste federale wet die de basis vormt van het gehele rechtssysteem, ze richt zich voornamelijk tot de overheid en bevat de fundamentele regels over de werking van verschillende overheidsinstellingen en over de verhouding van de overheid tot de burgers
39
constituante
wetgevende kamers met grondwetgevende bevoegdheid tijdens de herzieningsprocedure van de Grondwet
40
de wet in formele zin
het besluit dat tot stand komt door de gezamenlijke werking van de twee/drie takken van de wetgevende macht
41
residuaire wetgevende bevoegdheden
bevoegdheden van de Kamer van volksvertegenwoordigers = monocamerale aangelegenheden
42
wetsontwerp
initiatief om een wet te stemmen komt van de koning
43
memorie van toelichting
een tekst waarin de koning de motieven van het ontwerp uiteenzet
44
wetsvoorstel
initiatief om een wet te stemmen komt van één of meerdere leden van de Kamer
45
toelichting
een tekst waarin de indiener de motieven van het voorstel uiteenzet
46
in overweging nemen
de meerderheid moet bereid zijn om het wetsvoorstel te behandelen
47
alarmbelprocedure
Een alarmbel kan door 3/4de van de leden van een taalgroep geluid worden, wanneer zij van oordeel zijn dat een wetsontwerp of een wetsvoorstel de 'betrekkingen tussen de gemeenschappen ernstig in het gedrang brengt'
48
datum van bekrachtiging
de datum waarop de koning als hoofd van de wetgevende macht er zijn instemming mee betuigt = de wet bestaat
49
datum van afkondiging
de datum waarop de koning als hoofd van de uitvoerende macht het bestaan van de wet bevestigt en ze daardoor voor verdere uitvoering vatbaar maakt
50
datum van bekendmaking
datum waarop de wet in het Belgisch Staatsblad bekend wordt gemaakt zodat ze tegenstelbaar wordt aan eenieder
51
datum van inwerkingtreding
datum waarop de rechten en de verplichtingen in de wet in werking treden, waarop de wet verbindend wordt = 10 dagen na de publicatie
52
continuïteitsbeginsel
de staat moet in zijn essentiële functie kunnen blijven voortbestaan
53
normatieve bevoegdheid
de bevoegdheid om in koninklijke besluiten 'materiële wetten' uit te vaardigen
54
interpretatieve omzendbrief
een omzendbrief waarin de minister aangeeft op welke wijze een wet of KB, naar zijn oordeel, dient te worden geïnterpreteerd
55
indicatieve omzendbrief
een omzendbrief waarin de minister aangeeft op welke wijze de aan de minister verleende bevoegdheid dient te worden uitgeoefend
56
verordende omzendbrief
een omzendbrief die (aanvullende) dwingende rechtsregels bevat
57
gemeenschappen
bevoegdheid inzake taal, cultuur, onderwijs en persoonsgebonden aangelegenheden
58
decreten
rechtsregels uitgevaardigd door het Vlaams Parlement, het Waalse Parlement, het Franse gemeenschapsparlement, het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap, de Vergadering van de Franse gemeenschapscommissie met kracht van wet
59
coöperatief federalisme
de staat, de gemeenschappen en de gewesten werken samen met elkaar
60
parastatalen
openbare instellingen met rechtspersoonlijkheid opgericht 'naast de staat'
61
functionele decentralisatie
het toevertrouwen van bepaalde aspecten van de overheidszorg aan gedecentraliseerde bestuurslichamen
62
CAO
een collectief akkoord tussen één of meer werknemersorganisaties en één of meer werkgeversorganisaties, waarin de arbeidsvoorwaarden en de arbeidsomstandigheden worden geregeld.
63
internationaal recht
regelt de coëxistentie en coöperatie van staten
64
internationaal verdrag
een doorgaans schriftelijke overeenkomst tussen twee of meerdere staten gesloten, waarbij deze ten aanzien van mekaar hun wederzijdse rechten en verplichtingen vaststellen
65
verdrag-overeenkomst
verdragsluitende staten gaan ten aanzien van mekaar welbepaalde verplichtingen aan, die noch rechtstreeks, noch onrechtstreeks enige weerslag hebben op de normen die in de rechtsorde van de staten van kracht zijn
66
verdrag-wet
verdragsstaten stellen reeds bestaande of nieuwe, algemeen geldende rechtsregels vast
67
codificatieverdragen
verdragen waarin bestaande gewoonterechtsregels worden vastgelegd
68
normatieve verdragen
verdragen die rechten en verplichtingen creëren hetzij voor verdragsluitende staten hetzij ook voor de burgers in verdragsluitende staten
69
verdrag-constitutie
de staten richten een internationale organisatie op en bepalen de regels voor de samenstelling, de bevoegdheid en de werking ervan
70
een verordening van de EU
heeft een algemene strekking, is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat
71
een richtlijn van de EU
is verbindend ten aanzien van het te bereiken resultaat voor elke lidstaat waarvoor zij bestemd is, maar aan de nationale instanties wordt de bevoegdheid gelaten de vorm en middelen te kiezen
72
een besluit van de EU
is verbindend in al haar onderdelen, indien de adressaten worden vermeld, is het alleen voor hen bindend
73
dualistische opvatting
de internationale en nationale rechtsorde zijn twee verschillende rechtsordes
74
lex posterior derogat priori
de latere wet heft de eerdere wet op
75
monistische opvatting
de rechtsorde is 1 geheel
76
hiërarchisch conflict
de hogere wet gaat voor op de lagere wet
77
bevoegdheidsconflict
de door de bevoegde overheid uitgevaardigde wet gaat voor op de door de onbevoegde overheid uitgevaardigde wet
78
legaliteitsbeginsel
de lagere rechtsregel heeft slechts rechtskracht wanneer die in overeenstemming is met de hogere rechtsregel
79
Grundnorm = ultimate rule of recognition
de hoogste rechtsregel die zelf geen legitimatie meer behoeft en die voor de legitimatie van het hele systeem instaat
80
lex specialis legi generali derogat
de wet die een meer bijzondere regeling inhoudt, heft de wet met de meer algemene regeling op
81
legi speciali per generalem non derogatur
de wet met een meer algemene inhoud heft de wet met een meer bijzondere inhoud niet op
82
tijdelijke wet
een wet waarvan de geldingsduur in de wet zelf is bepaald
83
onmiddellijke rechtsfeiten
rechtsfeiten die onmiddellijke rechtsgevolgen teweeg brengen
84
durende rechtsfeiten
duren soms lang vooraleer ze rechtsgevolgen teweeg brengen
85
aflopende rechtsgevolgen
rechtsgevolgen die zich op 1 bepaald ogenblik voordoen
86
voortdurende rechtsgevolgen
rechtsgevolgen die zich uitstrekken over een langere periode
87
eerbiedigende werking
de nieuwe wet eerbiedigt de werking van de oude wet, deze blijft van toepassing op rechtstoestanden en rechtsgevolgen die nog voortduren na het van kracht worden van de nieuwe wet
88
terugwerkende kracht
de wet heeft rechtsgevolgen voor feiten die dateren van voor de bekendmaking
89
aanvullende regels
regels die slechts zullen gelden ter aanvulling van een overeenkomst wanneer de partijen er niet uitdrukkelijk van afwijken
90
interpretatieve wet
de wetgever geeft aan op welke wijze de weet dient geïnterpreteerd te worden
91
vreemd recht
het door buitenlandse wetgevers uitgevaardigd recht
92
internationaal privaatrecht
regelt de verhoudingen tussen burgers met aanknopingspunten met meerdere rechtsorden
93
verwijzingsregels
regels die aanwijzen welk nationaal recht toegepast moet worden op privaatrechtelijke verhoudingen met aanknopingspunten in verschillende rechtsorden
94
Belgische internationale openbare orde
regels van nationale openbare orde die dermate fundamenteel zijn dat ze niet wijken voor de buitenlandse regels die het internationaal privaatrecht aanwijzen