Deel 1, Toetsweek 2 Flashcards
(28 cards)
1
Q
Belemmeren
A
Verhinderen
2
Q
Benepen
A
Benauwd
3
Q
Monotoon
A
Eentonig
4
Q
Hachje
A
Leven, lichaam
5
Q
Gecompliceerd
A
Moeilijk
6
Q
Fataal
A
Noodlottig, dodelijk
7
Q
Kannibaal
A
Menseneten
8
Q
Barbaars
A
Ruw
9
Q
Parallel
A
Evenwijdig
10
Q
Meedogenloos
A
Zonder medelijden
11
Q
Alibi
A
Bewijs dat je op een moment van misdaad ergens anders was
12
Q
Amanuensis
A
Helper bij scheikunde of natuurkunde
13
Q
Feilloos
A
Zonder fouten
14
Q
Geoorloofd
A
Toegestaan
15
Q
Benijden
A
Jaloers zijn op
16
Q
Dupe
A
Slachtoffer
17
Q
Routine
A
Ervaring
18
Q
Fiasco
A
Mislukking
19
Q
Inheems
A
Van het land zelf
20
Q
Glimp
A
Vluchtige indruk
21
Q
Chaos
A
Wanorde
22
Q
Sober
A
Eenvoudig
23
Q
Alom
A
Overal
24
Q
Destijds
A
Vroeger
25
Solide
Degelijk
26
Ook
Tevens
27
Commando
Bevel
28
Abattoir
Slachthuis