definities Flashcards

1
Q

druk

A

het verband van de grootte van de kracht tot de grootte van het contactoppervlakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

de wet van pascal

A

een druk uitgeoefend op een deel van de vloeistof, in een afgesloten vat, plant zich ongewijzigd voort in alle richtingen in de hele vloeistof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

hydrostatische druk

A

de druk uitgeoefend door het water

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

botsingdruk

A

de gasdruk Pgas wordt veroorzaakt door de kracht die de botsende gasdeeltjes op de wand uitoefenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

luchtdruk of atmosferische druk

A

de druk veroorzaakt door bovenste luchtlagen in de atmosfeer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

temperatuur

A

een maat voor de gemiddelde snelheid van de deeltjes. hoe hoger de snelheid, hoe hoger de temperatuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

thermisch evenwicht

A

voorwerpen die op eenzelfde temperatuur zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

warmte

A

de energie die wordt overgedragen tussen voorwerpen als gevolg van hun temperatuurverschil

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

warmtehoeveelheid

A

de hoeveelheid energie die uitgewisseld wordt als gevolg van een temperatuurverschil

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

specifieke warmtecapaciteit

A

de hoeveelheid warmte die nodig is om de temperatuur van 1kg van die stof met 1k te laten stijgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

conventie

A

een vorm van energietransport door een verplaatsing van de deeltjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

straling

A

vorm van energietransport waarbij geen deeltjes nodig zijn om zich voort te planten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

classificatie

A

het ordenen van gegevens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

criterium

A

een kenmerk dat gebruikt wordt om gegevens te classiferen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

autotroof organisme

A

kan zijn voedingsstoffen zelf opbouwen, bijvoorbeeld door fotosynthese

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

heterotroof organisme

A

haalt zijn voedingsstoffen uit andere organismen

17
Q

levensgemeenschap

A

een groep organismen die samenleven en elkaar beïnvloeden

18
Q

biotoop

A

plaats waar een levensgemeenschap voorkomt

19
Q

habitat

A

het eigen plekje van elk organisme binnen zijn biotoop

20
Q

ecosysteem

A

de levensgemeenschap, de biotoop en de interactie tussen beide

21
Q

betreding

A

verdichting van de bodem

22
Q

begrazing

A

meer variatie in de plantengroei

23
Q

bemesting

A

verrijking van de bodem

24
Q

eutrofiëring

A

het natuurlijke evenwicht wordt verstoord, ontstaat door overbemesting waardoor sterke algengroei

25
biodiversiteit
de verscheidenheid aan leven
26
exoot
een uitheemse soort die niet op eigen kracht, maar door menselijk handelen in onze natuur is terechtgekomen
27
invasieve soort
als de exoot bij gebrek aan natuurlijke vijanden een grote toename kent en daardoor de inheemse biodiversiteit, de economie en/of de volksgezondheid bedreigt
28
ecologische voetafdruk
de oppervlakte aarde die nodig is op te voorzien in de levensstijl van een persoon, stad of land
29
symbiose
het samenleven tussen organismen van verschillende soorten