definities examen 1 Flashcards

(41 cards)

1
Q

seismologie

A

wetenschap over aardbevingen en aardbevingsgolven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

isostasie

A

drijvend evenwicht van de lithosfeer ten opzichte van de asthenosfeer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

isostatische beweging

A

verticale bewegingen om evenwicht te herstellen zijn isostatische aanpassingen die leiden tot een isostatisch evenwicht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

oceanische plaat

A

enkel OK en grotere dichtheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

continentale plaat

A

CK (+ OK)
kleinere dichtheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

endogene krachten

A

energie uit inwendige aardwarmte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

exogene krachten

A

verwering, erosie, sedimentatie
energie vooral uit de zon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

hoe oud is de aarde?

A

4,6 miljard jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

discontinuïteiten

A

moho-discontinuïteit
guthenberg-discontinuïteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

gelaagde structuur

A

aardbol kreeg deze structuur na herschikking materialen door warmte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

dampkring aarde

A

gassen door zwaartekracht vastgehouden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

chemosynthese

A

koolstofdioxide omzetten met warmte ipv zonlicht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

fotosynthese

A

omzetten van zonlicht + CO2 in O2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

ozonvorming

A

door inwerking van zonlicht op zuurstof wordt ozon gevormd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

seismograaf

A

gebruikt om trillingen in aarde te bestuderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

vulkanisme

A

verschijnsel waarbij vloeibaar mantelmateriaal naar de oppervlakte komt via breuken in de lithosfeer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

ring of fire

A

sikkelvormig gebied waar veel actieve vulkanen en vulkaanuitbarstingen zijn

18
Q

hotspot = gloeipunt

A

plaats in het midden van een rifster waar gesmolten magma naar boven komt

19
Q

slenk = riftarm

A

vertakking van riftster. verschillende slenken verbinden en op deze plaats scheurt de lithosfeer -> platentektoniek

20
Q

rugduwkracht

A

opwarmend materiaal in de asthenosfeer stijgt

21
Q

subductietrekkracht

A

magma dat op de lithosfeer terecht is gekomen -> plaat terug in de aarde door zwaartekracht

22
Q

subductie

A

proces waarbij O plaat onder ander O plaat of C plaat schuift

22
Q

kustgebergte

A

gebergte gevormd op CK door gesmolten materiaal van subducerende plaat

23
Q

mid-oceanische rug

A

tussen divergerende platen ontstaat een kloof die gevuld wordt met water

24
trog
smalle, erg ondiepe kloof in de zeebodem die ontstaat bij destructieve plaatranden
25
platentektoniek
geologisch verschijnsel waarbij delen van de aardkorst ten opzichte van elkaar verschuiven
26
continentaal gebergte
convergerende platen CK te licht voor subductie
27
hotspotvulkanisme
vulkanen die niet ontstaan op plaatranden maar midden op tectonische plaat
27
vulkanische eilandenboog
boog gevormd door verschillende vulkanische eilanden
27
zeebodemspreiding
bij divergerende grenzen gaat de zeebodem uit elkaar
28
schildvulkaan
type vulkaan dat een vlakke helling heeft - vloeibare lava - gassen ontsnappen gemakkelijk (boven midoceanische ruggen + boven hotspots onder OK)
29
stratovulkaan = kegelvulkaan
- magma rijker aan SiO2 - visceus, slecht vloeibare lava - hogere gasdruk - prop - caldera (vooral bij subducerende plaatranden en hotspots onder C plaat
30
magma
vloeibaar gesteente onder aardoppervlak
31
lava
vloeibaar gesteente boven aardoppervlak
32
aardbeving
onderlinge wrijving plaatranden + spanning door schoksgewijze verplaatsing -> schokgolven
33
hypocentrum
plaats in lithosfeer waar de weerstand het grootste was en aardbevingsgolven vertokken
34
epicentrum
plaats op het aardoppervlak loodrecht boven het hypocentrum
35
anticline
plooi naar boven met naar beneden wijzende flanken (aardlagen aan binnenzijde = oudste)
36
syncline
plooi in het gesteentelaag waarbij materiaal aan binnenkant jonger is V-vorm
37
orogenese
gebergtevorming
38
geothermische gradiënt
toename van temperatuur met de diepte