denken over mens en samenleving Flashcards
(119 cards)
persoonlijkheid
Persoonlijkheid
Uniek en stabiel patroon van psychologische- en gedragskenmerken
die je onderscheidt van alle anderen. Hoe een persoon zal reageren in
verschillende situaties.
temperament
Temperament
Aangeboren gedragsstijl dat het gedrag bepaalt. Bv blijf je lang
koppig, word je snel kwaad…
karakter
Karakter
Onveranderbare, stabiele eigenschappen van een persoon.
constitutie
Constitutie
Fysiek aspect van de persoonlijkheid. De lichaamsbouw en het
lichamelijke functioneren. Dikwijls denken wij een verband te zien
tussen hoe iemand eruitziet en hoe zijn persoonlijkheid is. bv
Schoonheid en intelligentie worden vaak met elkaar verbonden
NN debat) aanleg-opvoeding debat
Aanleg-opvoeding debat
De discussie omtrent de oorsprong van de eigenschappen van een
individu.
nature
Nature
De aangeboren en erfelijke eigenschappen die men als individu al
vanuit de baarmoeder meekreeg. Bv oogkleur
nativisme GEVOLG
Nativisme
De kennis die bij de geboorte al in aanleg aanwezig is en niet tijden
het leven hoeft te worden vergaard.
Nativisme geeft aanleiding naar pessimisme
We kunnen niets meer veranderen aan onszelf, alles ligt vast vanaf de
geboorte. (Pedagogisch pessimisme)
nurture
Nurture
Aangeleerde eigenschappen, de eigenschappen die je als persoon
doorheen je leven meekrijgt via de omgeving. Bv via opvoeding,
onderwijs, cultuur…
empirisme
Empirisme
Filosofische stroming waarin gesteld wordt dat kennis uit de
ervaring voortkomt.
pedagogisch optimisme
Empirisme geeft aanleiding naar optimisme
De opvoeding en het milieu van een individu bepalen hoe de mens
wordt. (Pedagogisch optimisme)
maatschappelijke gevolgen NN debat
Maatschappelijke gevolgen
Geloof in macht van nurture op persoonlijkheid nog steeds aanwezig
vb ouders bepalen persoonlijkheid: bij faling van het kind krijgen de ouders de schuld.
Geloof in macht van nature waarbij zijn gedrag erfelijk is, bepaald van bij de geboorte. Vb agressie komt niet altijd door opvoeding.
Big Five
Openness – openheid =>geslotenheid
o Verbeelding, interesses en inzicht
Consientiousness – zorgvuldigheid =>laksheid
o Zelfbeheersing, voorbereiding en doelgericht gedrag
Extraversion – extraversie => introversie
o Sociale omgang en hun emotionele expressiviteit
Agreeableness – meegaandheid => antagonisme
o Vriendelijkheid en vertrouwen => een tegenpool, een tegenhanger of een tegenwerker.
Neuroticism – neuroticisme => stabiliteit
o Humeur en de emotionaliteit
neuro: hebben de neiging om in stressvolle situaties geprikkeld, angstig of anderszins ‘negatief’ te reageren.
Paul Costa en Robert MCCrae Amerikaanse psychologen
componenten van de persoonlijkheid freud
3 componenten van de persoonlijkheid
Es – ich – uberich of id – ego – superego
Es
Aangeboren, primitief, onbewust
Ich
Rationeel, logisch, realistisch deel persoonlijkheid
Uberich
Door dit weten we wat goed en kwaad is
3 bewustzijnsniveaus
3 bewustzijnsniveaus
Bewuste deel: gedachten/gevoelens
Onderbewuste deel: kennis/herinneringen verleden
Onbewuste deel: enkel toegang via dromen
fases freud
1
ste fase: orale fase
Baby ervaart genot via de mond (0 tot 1 jaar)
2de fase: anale fase
Periode van de zindelijkheidstraining (1 tot 3 jaar)
3de fase: fallische fase
Kind heeft interesse in geslachtsdelen, meisjes ontwikkelen
minderwaardigheidscomplex, grote interesse in de tegen
geslachtelijke ouder: oepiduscomplex (3 tot 6 jaar)
4de fase: de latente fase:
Energie van het kind wordt gebruikt om nieuwe kennis en
vaardigheden te verwerven. Kind zoekt contact met hetzelfde
geslacht (6jaar tot puberteit)
5de fase: de genitale fase
Ontwikkeling van een intieme liefdesrelatie + zoekt een plaats in de
maatschappij (12 jaar tot volwassen)
afweermechanismen
Verdringing
In plaats van bewust om te gaan met iets dat we onaangenaam
vinden, doen we alsof het niet bestaat. Bv pijnlijke dingen uit het
verleden verdringen.
Projectie
Eigenschappen van onszelf ontkennen door deze toe te schrijven aan
iemand anders. Bv je hebt je vriend bedrogen, maar je zegt constant
dat hij jou bedriegt.
Sublimering
Reactie die sociaal niet wenselijk is ombuigen tot ze wel sociaal
aanvaardbaard. Bv je hebt de neiging om iemand te slaan, maar je
gaat een uurtje gaan lopen om je agressie kwijt te geraken.
Compensatie
Onbewuste manier om frustratie niet te laten doordringen en zich
bezig te houden met iets anders (intensief) bv obsessief met hobby
bezig zijn, je storten in alcohol…
Verschuiving
Boos zijn op iemand, maar het uiten op jezelf of op anderen. Bv je
hebt een slechte dag gehad door iemand, maar uit het op je vriend.
psychoanalytische therapie
Psychoanalytische therapie
Catharsis
Emotionele zuivering
Analyse van dromen
Nachtelijke visioenen zijn uitingen
van onbewuste wensen
Foutieve handelingen
Verspreken, vergeten, verkeerd lezen…
Vrije associatie
Je gedachten de vrije loop laten gaan zonder er te veel bij na te
denken.
kritiek op Freud
Kritiek op theorie van Freud
Heel duur en tijdrovend, je moet taalvaardig zijn en niet voor mensen
met psychische stoornissen.
Gedragstherapie: aversietherapie
Gedragstherapie: aversietherapie
Bv alcoholisme, geef alcohol met een chemische stof in, de persoon
zal overgeven en krijgt zo een afschuw op alcohol.
thorndike
Operante of instrumentele
conditionering is een vorm van
conditionering waarbij het subject
gericht gedrag vertoont teneinde een
bepaald doel te bereiken. Thorndike
onderzocht als eerste deze vorm van
conditionering door te observeren
hoe hongerige katten de uitgang zochten in puzzelkooien die hij
ontwierp. De kooi kon uit de kooi ontsnappen door op een pedaal te
drukken bij de uitgang en dan ging de deur open waarna de kat bij
het eten terecht kon. Aanvankelijk verrichte de kat allerlei nutteloze
handelingen totdat het per toeval op de pedaal duwde waarna de deur
opensprong. Deze procedure werd door Thorndike herhaald en de
kat slaagde erin steeds sneller de puzzel op te lossen. Nu de kat de
oplossing gevonden had, liet hij ook steeds vaker de nutteloze
handelingen achterwege. Op basis van zijn experiment formuleerde
Thorndike zijn wet van het effect: ‘Responsen die voldoening
gevende gevolgen teweegbrengen zullen herhaald worden en steeds
sneller en efficiënter uitgevoerd worden, responsen die
onbevredigende responsen teweegbrengen zullen niet herhaald
worden.’
skinner
Ook Skinner voerde experimenten uit. Skinner had een kooi
ontworpen - de Skinnerbox genoemd - die uit een hendel, een
voedselbak en een metalen rooster bestaat. Het proefdier, een rat,
krijgt een etensbrokje toegediend als hij de hendel overhaalt. De rat
zal op den duur per toeval de hendel overhalen en hij zal aanvankelijk
geen verband leggen tussen deze activiteit en het eten dat hij krijgt
opgediend. Bij de tweede, derde of vierde keer associeert de rat het
neerhalen van de handel wel met het verkrijgen van eten. Gedrag dat
gevolgd wordt door een effect in de omgeving wordt operante
respons genoemd. Bekrachting is daarbij een onmisbaar element. Het eten is bij de rat van Skinner de positieve bekrachtiger.
Zonder bekrachting zal het gedrag allengs uitdoven: extinctie genaamd
identiteit
Identiteit
Geheel aan kenmerken en eigenschappen die samen vormgeven aan
wie je bent
positieve en negatieve bekrachtiging
Positieve en negatieve bekrachtiging
Positief
Gedrag kan aangeleerd worden als er een beloning op volgt
Negatief
Gedrag kan aangeleerd worden om onaangename situaties te
vermijden (straf)
positieve en negatieve straf
Positieve en negatieve straf
Positief
Onaangename stimulus, draai om je oren, harde woorden…
Negatief
Aangename stimulus, inhouden van zakgeld, ontnemen van vrijheid