Diagnostiek van het oog Flashcards

1
Q

Omliggende structuren van het oog

A

Adnexa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoge spierspanning op het oog

A

Blepharospasme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Uitpuilen van de oogbol

A

Exopthalmus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Te klein oog

A

Micropthalmus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Te groot oog

A

Buphthalmus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Afsterven van het oog / afgestorven oog

A

Phthisis bulbi

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Verplaatsing naar achteren van het oog

A

Enopthalmus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Kleine pupillen

A

Miosis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Grote pupillen

A

Midriasis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Ooghoek

A

Canthus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Oogleden

A

Palpebrae

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Haren op de ooglidrand

A

Distichiasis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Talgklierzwelling, gerstekorrel

A

Chalazion

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Strontje in het oog

A

Hordeolum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Naar binnen draaien van de ooglidrand

A

Entropion

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wimper op de normale plek, maar groeit richting het oog

A

Trichiasis

17
Q

Wat hoort er allemaal bij de uvea?

A

Iris, corpus cilliare en choroidea

18
Q

Rand tussen cornea en sclera

A

Limbus

19
Q

Oogbol

A

Bulbus

20
Q

Scheelkijken

A

Strabismus

21
Q

Horizontale oogbewegingen

A

Nystagmus

22
Q

Belangrijk in het signalement

A

Diersoort
Ras
Herkomst

Je ziet vaak predispositie

23
Q

Belangrijk in de anamnese

A
  • Actueel of gradueel, of al aanwezig bij aanschaf? Een of beide ogen? Welk oog is erger? Hoe verloopt het probleem?
  • Algemeen ziek? Recent gevaccineerd? Knipperen, krabben, wrijven, blepharospasme, fotofobia, pijn tijdens blaffen, gapen, kauwen, bijten?
  • Uitvloeiing? Waterig, muceus, purulent? Vervuiling om het oog en hoe erg dan? Oppervlak van het oog droog of korstig?
  • Verminderd zicht, gedesoriënteerd, verandering in gedrag? Erger of minder erg in fel of juist zacht licht?
  • Uitpuilen van het oog is dat exopthalmus of is het microphthalmus/buphthalmus? Of is het oog juist klein? Micropthalmus/phtisis bulbi? Enopthalmus?
  • Verandering in kleur, positie of vorm van het oog?
  • Wat zijn de normale leefcondities van het dier? Trappen op? Aan de lijn uit? Functie?
  • Compositie van de familie: kinderen en andere dieren?
  • Voorgaande aandoeningen? Aandoeningen van dieren in het zelfde huishouden? En van familie van het dier?
  • Abnormaliteiten in eten, volume van water drinken, plassen of poepen?
  • Zijn er oogspoelingen gedaan? Topicale of systemische medicatie ontvangen voor het huidige probleem
24
Q

Wat is het probleem bij kalmeringsmiddelen?

A

Hond en kat kunnen enopthalmus, inwaartse rotatie van de oogbol en protrusie van het membrana nictitans krijgen. Daarom alleen in lage doseringen geven als het écht nodig is. In katten kun je een lage dosis ketamine-xylazine geven en dan krijg je perfecte positie van het oog. Handiger is een lage dosis medetomidine (0.01 mg/kg) in de hond en kat. Soms krijg je dan wel miosis

25
Q

Hoeveel milimeters moet je krijgen op je Chirmer tear test?

A

Hond: 13-23
Kat: 10-20
Konijn: 15-20

<9 mm in honden en <6 mm in katten geeft een indicatie voor keratoconjunctivitis sicca (KCS). Bij 10-13 in honden en katten is het tijd voor een rose bengal kleuring (na fluoresceine). Het laat zien waar je intact, maar minder vitaal epitheel hebt zitten op plekken waar de traanfilm afgebroken is. Zal ook herpesvirus in katten laten zien (dendritisch uiterlijk is pathognomonisch).

26
Q

Welke aanvullende diagnostiek kennen we allemaal bij oogaandoeningen?

A
  1. Kleuringen: Bengaals rose kleuring.
  2. Tonometrie, gonioscopie
  3. Microbiologisch onderzoek
  4. Cytologisch, histopathologisch onderzoek
  5. Diagnostische beeldvorming
  6. Electrofysiologisch onderzoek
  7. Chromatische pupilreacties
  8. Bloeddrukmeting
  9. Klinisch-chemisch en serologisch onderzoek
  10. Moleculair-genetisch onderzoek
27
Q

Bengaal rose kleuring

A

Tetrachloro-tetraiodo-fluoresceïne. Het is irriterend en je hebt dus anesthesie nodig. Het is ook toxisch voor het corneaepitheel. Voor optimaal beeld heb je spleetlampmicroscopie nodig.

Je gebruikt het voor het beter zichtbaar maken van hele kleine epitheeldefecten.

  • Dendritische ulcera (FHV1) pathognomonisch
  • Keratitis punctata hond
  • Kwalitatief traanfilmprobleem: verschijnselen van KCS maar wel voldoende STT. De samenstelling kan dan niet optimaal zijn. Traanfilm bestaat uit water en muscinelaag om het goed te laten binden en uit een vetfilmpje (kliertjes van Meibom, gaat verdamping tegen). Je kan dan voldoende traan maken, maar toch een droog oog hebben.

Het kleurt epitheel wat niet bedekt is door muscine laagje.

28
Q

Tonometrie

A

Meten van de druk (tensie)

  • Glaucoom, voor diagnose, effect therapie en bewaking.
  • Uveitis anterior (te lage druk): effect therapie. Te lage druk is het laatste verschijnsel dat weggaat bij uveitis anterior. Let op: uveitis kan oo ktot secundair glaucoom leiden!

Referentiewaarden verschillen per diersoort maar liggen rond de 15-25 mmHg

29
Q

Gonioscopie

A

Hiermee kijk je naar de drainagehoek. Dat is de hoek tussen de irisbasis en de cornea: iridocorneale hoek. Daar heb je het ligamentum pectinatum en dat is de toegang tot het drainagesysteem van het oog. Er is ook een uveosclerale route (vooral paard). In die hoek kunnen er verklevingen en vergroeiingen zijn, maar ook primair fouten in de aanleg van de hoek. Bekijken kan niet zomaar. De lichtstralen vanuit die hoek worden inwendig gereflecteerd door de binnenzijde van de cornea. Ze bereiken nooit het oog van de onderzoeker. Daarom moet je een goniolens plaatsen om de lichtbreking te veranderen. Dit doe je na lokale anesthesie.

Individuele patiënt

  • Primair glaucoom (fout drainagehoek). Handig voor het andere oog: primair glaucoom? Preventief behandelen en glaucoom in het andere oog uitstellen.
  • Melano(cyto)om in iris of lumbus om te kijken of het zich verder uitbreidt.

Ras
- Ouderdieren selecteren met een mooie drainagehoek (flatcoated retriever; er moet wel een relatie zijn tussen glaucoom en die aanleg)

30
Q

Microbiologisch onderzoek

A
  • Bacteriën
  • Virusinfecties
  • Schimmelinfecties
  • Parasitaire infecties (Thelazia, Onchocerca, Toxocara, Angiostrongylus)
31
Q

Bacteriologisch onderzoek

A

Ook bij gezonde dieren krijg je een positieve bacteriekweek van de conjunctivaalzak! Dus alleen een kweek afnemen als je daar iets van verwacht.

  • Mucopurulente ooguitvloeiing met normale STT. Uitvloeiing ligt dan alleen bij de mediale canthus. Als het dus ook op het bovenooglid vast ligt en over de hele ooglidrand zelf, heb je te maken met een droog oog. Soms zie je dan zelfs klontjes op het oog zelf! Uit die kweek zul je namelijk allemaal bacteriën halen die niet de oorzaak zijn.
  • Aanwijzingen voor een specifieke verwekker. Defect in de cornea (bijvoorbeeld hoornvlieszweer en oedemateuze cornea). Bij een lytisch ulcus corneae worden er collagenasen geproduceerd door de cornea zelf, maar ook door bacteriën (pseudomonas, coagulase-positieve staphylococcen).

Swab is aan te raden bij het voorschrijven van twedekeus antibiotica en wettelijk verplicht bij derdekeus antibiotica

Neem een steriele swab en bij een transporttijd van >1 uur eentje mét transportmedium. Topicaal anestheticum kan, maar dan het liefst eentje zonder conserveermiddelen omdat die de bacteriegroei kunnen remmen. Raak alleen dat aan wat je wil kweken.

Bij chlamydophila heb je een specifiek medium nodig. Afstemmen met lab of een kweek mogelijk is (lastig te kweken). Sommige laboratoria bieden wel PCR aan

32
Q

Virologisch onderzoek

A

Dit doen we niet vaak voor de oogheelkunde. FHV-1 en EHV-1 ga je alleen diagnosticeren als je een specifieke therapie in wilt zetten. Dat doen we niet zo vaak omdat dat vaak niet zo goed werkt en heel duur is en ook nog eens irriterend is.

  • Herpesvirus is labiel (zo snel mogelijk naar het lab)
  • Veel katten hebben ooit ee nvaccinatie gehad voor FHV-1. Reactivatie van een latente infectie is mogelijk. Positieve kwalitatieve PCR zegt niet dat het de oorzaak is van de oogverschijnselen. De hoeveelheid is belangrijk!
  • En/of gevaccineerd. Serologisch onderzoek van één monster is niet zinvol.

Steriele swab met speciaal medium (voor PCR vaak niet). Bemonstering met een cytobrush: veel grotere kans op positieve PCR want intacte cellen nodig (óók bij asymptomatische dieren! Dus kwantitatieve PCR).

33
Q

Mycologisch onderzoek

A

Keratomycose is zeldzaam in Nederland maar zien we wel soms bij honden. Indicatie voor onderzoek is onvoldoende respons op therapie.

Steriele swab of cytobrush (beter), of liever nog een afkrabsel of biopt. Dat is een risico: cornea is erg kwetsbaar bij schimmels. Dit doe je onder lokale anesthesie. Overweeg: cytologie naast kweek (hyphen). Cytologie heb je veel sneller terug dan een kweek.

34
Q

Cytologisch onderzoek

A

Proliferaties of ruimte-innemende processen van de cornea, conjunctiva, oogleden, retrobulbair. Dan kijk je of er een ontsteking of een neoplasie is. Indicaties zijn bijvoorbeeld het zoeken naar een ziekteverwekker. Je kan een swab afnemen, maar die laten niet zo makkelijk los. Je kan het mooier doen met een cytobrush. Je kan een afdruk preparaat maken of een afkrabsel of DNABs van het retrobulbaire gebied.

35
Q

Histopathologisch onderzoek

A

Dit doe je op alle excisies (inclusief enucleatio bulbi) voor het bepalen van de prognose. Wat was het proces en is het volledig verwijderd?