DIDACTIEK NEDERLANDS Flashcards

(27 cards)

1
Q

Wat is het ABC van Taalontwikkelend Lesgeven?

A

Een overzicht van belangrijke begrippen en principes die helpen om taalontwikkeling bij leerlingen effectief te ondersteunen tijdens het lesgeven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn betekenisvolle taaltaken?

A

Opdrachten waarbij leerlingen zelf op zoek gaan naar kennis om een probleem op te lossen, binnen een duidelijke structuur & met een duidelijk doel & publiek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is het verschil tussen CAT en DAT?

A

CAT (Cognitief- Academische Taal) is abstracte schooltaal; DAT (Dagelijks Algemeen Taalgebruik) is alledaagse taal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de rol van context in taalontwikkelend lesgeven?

A

Zorgt ervoor dat leerlingen nieuwe leerstof beter begrijpen door aan te sluiten bij wat ze al weten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat houdt interactie in binnen taalontwikkelend onderwijs?

A

Het gesprek tussen leerkracht en leerlingen, en onderling, om te verduidelijken wat leerlingen weten en hoe ze dat verwoorden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is het OVUR stappenplan?

A

Een stappenplan voor het begeleiden van lees-, luister-, schrijf- & spreektaken: Oriënteren, Voorbereiden, Uitvoeren & Reflecteren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is schooltaal?

A

Cognitieve, abstracte taal (CAT) die nodig is om leerstof te begrijpen, met woorden die je niet dagelijks gebruikt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat betekent taalaanbod?

A

De leerkracht gebruikt begrijpelijke, maar uitdagende taal om bij te leren, met moeilijke woorden en ondersteuning vanuit de context.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is taalfeedback?

A

Gericht reageren op wat leerlingen zeggen/schrijven, met aandacht voor inhoud en vorm via bevestiging, vragen of correcties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn taalleerstrategieën?

A

Methoden die leerlingen gebruiken om hun taalleerproces te begeleiden en te verbeteren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat houdt taalproductie in?

A

Opdrachten waarbij leerlingen spreken/schrijven om te communiceren en te oefenen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is taalruimte?

A

Bewust momenten creëren voor leerlingen om te praten & schrijven met goede gespreksonderwerpen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is taalsteun?

A

Hulp van de leerkracht bij groepswerk met inhoudelijke begrippen & taalvormen, door gebruik van hulpmiddelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat betekent transfer in het onderwijs?

A

Het hele lerarenteam gebruikt dezelfde aanpak, waarbij taaldocenten niet noodzakelijk zijn, maar wel allemaal bewust omgaan met taal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de voorbeeldfunctie van leerkrachten?

A

Leerkrachten laten goed taalgebruik zien door duidelijke & correcte taal te gebruiken in werkblaadjes en gesprekken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn de 5 sleutels van krachtige leesdidactiek?

A
  1. Functionaliteit 2. Interactie 3. Strategie-instructie 4. Leesmotivatie 5. Transfer.
17
Q

Wat is het bottom-upmodel van lezen?

A

Lezen begint van beneden naar boven, van woorden naar zinnen en teksten.

18
Q

Wat is het top-downmodel van lezen?

A

Begint met het grotere geheel, gebruikmakend van voorkennis en context om de tekst te begrijpen.

19
Q

Wat zijn de drie verwerkingsniveaus van taalgebruik?

A
  1. Beschrijven 2. Structureren 3. Beoordelen.
20
Q

Wat houdt zelfreflectie in het leerproces in?

A

Observeren van anderen om te leren van hun gedrag en communicatie.

21
Q

Wat zijn de bouwstenen van een goed luister- en spreekbeleid?

A
  1. Zelfreflectie 2. Zelfstandig 3. Abstract 4. Gesprekspartners 5. Boodschap 6. Ondersteuning van de leraar.
22
Q

Wat zijn primaire en secundaire taalgebruik?

A

Primair: Luisteren en spreken; Secundair: Lezen en schrijven.

23
Q

Wat is de rol van motivatie in het leerproces?

A

Motivatie kan intrinsiek (autonoom) of extrinsiek (gecontroleerd) zijn.

24
Q

Wat zijn goede websites voor kwalitatieve kinderboeken?

A
  1. Lees-wijzer 2. Pluizer 3. Boekenzoeker.
25
Wat zijn de kenmerken van het communicatieproces via geschreven taal?
1. Zender 2. Boodschap 3. Ontvanger.
26
Wat betekent gestructureerd en doelgericht in OVUR?
Een stappenplan dat vakleerkrachten helpt bij het begeleiden van taalopdrachten.
27
Wat is de betekenis van taalkrachtig onderwijs?
Onderwijs waarbij taal bewust, doelgericht en rijk wordt ingezet om leren te stimuleren in elk vak.