Didactiek tijd Flashcards

(47 cards)

1
Q

Wat is tijd?

A

Een abstract en ontastbaar concept dat meetbaar en objectief is gemaakt door de mens met instrumenten zoals klokken en kalenders.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de kenmerken van objectieve tijd?

A

Tijd zoals vastgelegd in klokken en kalenders, die voor iedereen hetzelfde is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is subjectieve tijd?

A

De manier waarop we tijd beleven; momenten kunnen snel of langzaam lijken te gaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is biologische tijd?

A

Natuurlijke ritmes zoals dag en nacht, seizoenen en biologische klokken in mensen, dieren en planten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe begrijpen kinderen tijd?

A

Stapsgewijs door middel van klokken, kalenders en plannen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn cyclische patronen in de tijd?

A
  • Dag en nacht
  • Seizoenen die jaarlijks terugkeren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe meten we tijd?

A

Afgeleid van natuurverschijnselen, vooral de beweging van de aarde en de maan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoeveel dagen duurt een jaar?

A

365 dagen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is een zonnekalender?

A

Een kalender zoals de Gregoriaanse kalender, wereldwijd het meest gebruikt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is een maankalender?

A

Een kalender gebaseerd op de maancyclus, gebruikt voor religieuze feesten zoals de Ramadan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is geschiedenis?

A

Meer dan alleen gebeurtenissen uit het verleden; het beïnvloedt ook het heden en de toekomst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn de kenmerken van geschiedenis?

A
  • Het verleden als afgesloten periode
  • Het verleden werkt door in het heden
  • De toekomst en geschiedenis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat bestuderen historici?

A
  • Artefacten
  • Geschreven bronnen
  • Mondelinge overlevering
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat definieert het begin van de menselijke geschiedenis?

A

Het maken en gebruiken van gereedschappen, de eerste kunstuitingen en begrafenisrituelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waarom is geschiedenis belangrijk voor kinderen?

A
  • Helpt hen hun eigen leven en omgeving te begrijpen
  • Draagt bij aan identiteitsvorming en socialisatie
  • Stimuleert een verantwoordelijke blik op de toekomst
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn de uitdagingen bij het onderwijzen van geschiedenis?

A
  • Veel voorkennis nodig
  • Tijdsbesef vereist
  • Grote ruimtelijke kaders
  • Taalvaardigheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat houdt dagelijks tijdsbesef in?

A

Kennis van uren, dagen, maanden, jaren en seizoenen en hun onderlinge relaties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat zijn de kenmerken van dagelijks tijdsbesef?

A
  • Cyclisch karakter
  • Wiskundige afspraken
  • Geleidelijke opbouw
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat leren leerlingen in het kleuteronderwijs over tijd?

A
  • Dagindeling
  • Dag en nacht
  • Seizoenen en weekindeling
20
Q

Wat is de focus in de eerste graad van het onderwijs met betrekking tot tijd?

A

Inzicht in dag- en nachtactiviteiten, dagen van de week en maanden.

21
Q

Wat leren leerlingen in de tweede en derde graad over tijd?

A
  • Herhaling en verdieping van kalenders
  • Functioneel omgaan met tijdsinstrumenten
  • Nieuwe concepten zoals tijdzones
22
Q

Wat is historisch besef?

A

Het besef dat tijd lineair is en niet herhaalbaar, en dat er een verleden is waar men geen getuige van was.

23
Q

Wat is de rol van persoonlijke tijdservaring in historisch besef?

A

Kinderen ontdekken dat hun leven deel uitmaakt van een keten van verleden-heden-toekomst.

24
Q

Wat zijn belangrijke verschillen in de leerlijn historische tijd per graad?

A
  • Eerste graad: levenslijn van het kind
  • Tweede graad: systematisch geschiedenisonderwijs
  • Derde graad: kritische instelling en abstractievermogen
25
Wat is de rol van omgevingsonderwijs in de tweede graad?
Verkenning van lokale geschiedenis en historische onderwerpen uit de 20e en 21e eeuw.
26
Wat is de tijdband als didactisch instrument?
Een visuele en gestructureerde manier om geschiedenis aan te bieden, waarbij alleen onderwerpen die zijn behandeld worden toegevoegd.
27
Wat is de functie van de historische tijdband als didactisch instrument?
Het biedt een visuele en gestructureerde manier om geschiedenis aan te bieden.
28
Hoe groeit de tijdband mee met de lessen?
Alleen de onderwerpen die in de klas behandeld zijn, worden toegevoegd.
29
Wat biedt de tijdband als visuele ondersteuning?
Helpt leerlingen verbanden te leggen tussen verschillende tijdsperiodes.
30
Wat moet een tijdband bevatten voor herkenning en verwerking?
Korte teksten, representatieve beelden en kernwoorden.
31
Wat is een belangrijk kenmerk van een tijdband?
Moet vanop afstand leesbaar zijn.
32
Wat is het verschil tussen een verhoudingsgetrouwe en een gelijk verdeelde tijdband?
Verhoudingsgetrouwe tijdband geeft correcte tijdsverhoudingen, terwijl gelijk verdeelde tijdband meer ruimte biedt voor details.
33
Wat zijn de kenmerken van een verhoudingsgetrouwe tijdband?
* Geeft een correcte weergave van tijdsverhoudingen * Bevat enkel historische periodes en scharnierdata.
34
Wat zijn de voordelen van een gelijk verdeelde tijdband?
Maakt ruimte voor meer details en notities over historische gebeurtenissen.
35
Waarom is het belangrijk dat leerlingen begrijpen dat tijdbanden kunstmatige hulpmiddelen zijn?
De indeling van tijdsperiodes verschilt per samenleving en culturele context.
36
Wat is het belang van situeren in tijd en ruimte?
Helpt bij de contextualisering van historische gebeurtenissen en personages.
37
Welke historische periodes worden onderscheiden volgens GO! en OVSG?
* Prehistorie (? – ca. 3800 v.Chr.) * Oudheid (ca. 3800 v.Chr. – 500 n.Chr.) * Middeleeuwen (500 – 1500) * Nieuwe tijden (1500 – 1945) * Onze tijd (vanaf 1945)
38
Wat zijn de verschillende soorten bronnen in het historisch onderwijs?
* Tekstbronnen: informatief en verhalend * Audiovisuele bronnen: documentaires * Beeldbronnen: schilderijen * Cijferbronnen: statistieken * Geluidsbronnen: podcasts * Objecten: tastbare bronnen.
39
Wat is de rol van bronnen in het historisch denken?
Stimuleert informatie verzamelen en interpreteren.
40
Wat zijn de basisdoelen voor verkeer en mobiliteit in het onderwijs?
* Leren omgaan met verkeersrisico’s * Veilig en zelfstandig stappen en fietsen * Inzicht krijgen in verkeersregels.
41
Wat is de leerlijn voor de eerste graad in het onderwijs?
* Oriëntatie in de vertrouwde ruimte * Lichaamsoriëntatie als basis * Oriëntatie met de zon.
42
Wat is het doel van het onderwijzen van ruimte?
Leerlingen ruimtelijk inzicht bijbrengen.
43
Wat zijn de basisvaardigheden in schaalberekening?
Leerlingen leren de relatie tussen afstanden op een kaart en in werkelijkheid.
44
Hoe ontwikkelt de topografische kennis van leerlingen zich?
Groeid mee met de uitbreiding van hun gekende ruimte.
45
Wat zijn de valkuilen bij het werken met een methode?
* Beperking tot het aanbod van de methode * Geen authentieke context bieden. * Enkel werken met teksten.
46
Wat is het belang van verkeerseducatie?
Helpt kinderen zich veilig en verantwoord te verplaatsen in de ruimte.
47
Wat is een belangrijk aspect van ruimtebeleving?
Ruimte heeft een subjectieve betekenis.