Doelstellingen Flashcards
(36 cards)
Leg uit: Groepsdoelstelling
Het bindend element van de groep.
- Problemen als het doel niet goed omschreven is: zorgt voor misinterpretaties en verkeerde invulling vh doel.
- Elk groepslid vertrekt vanuit individuele motieven en wil deze realiseren binnen de groep.
- Doelstelling is veranderlijk. Bvb bij het behalen van het doel, maar de groep wil samenblijven, veranderen ze het doel.
- Zolang de leden een gemene deler hebben is er meestal geen probleem, anders gaat dat lid, dat het niet meer ziet zitten zich afscheuren.
- Intern doel: het groepsdoel groeit van binnenuit en de leden hebben individuele behoeften en verwachtingen. Dit verhoogd de betrokkenheid.
- Extern doel: het groepsdoel wordt aan de leden opgelegd. Als hier de integratie van verwachtingen en eigen doelen niet aanwakkert zullen er motivatieproblemen opduiken.
Combinatie intern/extern doel: Wanneer het onderscheid niet duidelijk is.
Leg uit: Groepsfasen
1: begin-/oriëntatiefase
2: affectie-/machtsfase
3: autonome groep
4: homeostase
Leg uit: Begin-/oriëntatiefase
- Afwachtend, onpersoonlijk, onzeker
- Probeert veiligheid in te bouwen
- Geleid door eerste indrukken
- Afhankelijk van groepsleider
- Gedragen volgens sociale normen
- Onzekerheid moet geleidelijk verminderen zodat vertrouwen groeit en meer duidelijkheid ontstaat
- Aandacht besteden aan sfeer en openheid
- Duidelijkheid rond doelstelling en manier van werken
- -> Taakgerichte groep
Leg uit: Affectie-/machtsfase
- Afwachtende houding verdwijnt
- Leden geven zich meer bloot
- Interne groep functioneren neemt toe
- Opener, nemen meer initiatief
- Brengen verwachtingen en wensen
- Relaties beginnen zich te ontwikkelen
- Kans op conflicten groter
Conflicten: - Spanning tussen praters en zwijgers - Tegenstellingen in verwachtingen - Onenigheid over manier leiden Afstand en nabijheid + onderlinge verhoudingen
Affectiefase – 4 soorten vragen:
- Doelen en behoeften
- Identiteit en lidmaatschap
- Macht / controle / beïnvloeding
- Intimiteit
Machtsfase: Als er rond bovenstaande vragen een strijd ontstaat (al dan niet zichtbare - thema: boven/onder)
–> Samenhangende groep met voldoende samenwerking
Leg uit: Autonome groep
- Fase rond macht en affect goed doorlopen
- Volle rijping
- Langzaam: groepscultuur / groepsstructuur
- Zicht op wensen: gedragingen, opvattingen, meningen (expliciet + impliciet)
Leg uit: Homeostase
Doel= in stand houden van groep
- Afwijkende leden in gareel houden
- Pogingen tot verandering tegenwerken
- Groepscultuur in vraag als:
- – Bevraagd
- – Nieuwe mensen
- – Geconfronteerd met andere groep
- Stimuleert solidariteit
- Beperkend en conformerend
- In stand houden op twee manieren:
- – Sociale controle
- – Sancties
- Groepsstructuur:
- – Niet eenmalig gebeuren
- – Steeds nieuwe momenten van conflict, verandering, irritaties
- – Kan verandering van taak en opdracht of samenstelling v groep teweegbrengen
- Homeostase in bestaande groep
- – Verschillen van opvatting naar boven
- – Voordien nooit besproken, nu wel belangrijk om te bespreken
- – Respect: stilstaan bij zichzelf en consensus vinden
Leg uit: Groepscultuur
Cultuur: hoe te gedragen binnen een groep.
Houden aan normen / cultuur:
- Informeel: - -- Sociale controle - Formeel: - -- Beoordelings-/functioneringsgesprekken - -- Negatieve sancties - -> Conformeren of Creperen
Groepsnorm:
Interactie tussen de groepsleden is onderhevig aan allerlei spelregels. Een gemeenschappelijke opvatting over wat in een bepaalde groepssituatie gepast en ongepast gedrag is.
- Wenselijk gedrag
- Achterliggende redenen
- Expliciet = openlijk besproken
- Impliciet = verstopt in gewoontegedrag
- Zorgen voor taakgerichtheid + continuïteit + voorspelbaarheid + groepsidentiteit = toetsingsstandaard voor individuen
Leg uit: Groepsrollen
In elke groep ontwikkelen zich groepsrollen.
- Functionele rollen (dienen de groep):
- Taakrollen
- Procesrollen
- Dysfunctionele rollen: enkel gericht op zichzelf in het bevredigen vd eigen behoeften
Groep functioneert goed als:
- Voldoende evenwicht taak-/procesrollen -> zowel aandacht voor de efficiëntie als de sfeer.
- Taak en procesrollen goed verdeeld zijn over de leden. - -- Formele groepen: rollen liggen vaak vast door de functie vd persoon - -- Informele groepen: rollen ontstaan vanuit reacties en wisselwerkingen - ---- Nadeel: sommige mensen worden in een patroon geduwd waar ze zich niet optimaal voelen - Er zo weinig mogelijk dysfunctionele rollen zijn. - -- Anders hebben deze vnl een signaalfunctie -> er klopt iets niet.
Leg uit: Besluitvormingsmethodes
- Het éénmansbesluit
- Delegatie
- Het lot
- Meerderheid van stemmen
- Uniformiteit
- Consensus
Leg uit: Het éénmansbesluit:
- 1 iemand heeft meer info ter zijner beschikking
- Er is snel een keuze nodig
- (-) lage betrokkenheid groep
- (-) kans op machtsconflicten groot
Leg uit: Delegatie:
- 1 of enkele personen worden bevoegd owv deskundigheid
- (+) snel besluit
- (+) hoge kwaliteit (owv deskundigheid)
- (-) andere leden minder betrokken
- (-) de bevoegden voelen veel macht
Leg uit: Het lot:
- (+) niemand wordt benadeeld
- (+) iedereen evenveel kansen
- (+) snel
- (-) niemand geëngageerd
- (-) kwaliteit beslissing laag
Leg uit: Meerderheid van stemmen:
- Minstens de helft + 1 voor keuze gemaakt wordt
- (+) snel
- (+) duidelijke uitkomst
- (+) iedereen betrokken
- (-) groep verdeeld
- (-) minderheid kan zich benadeeld voelen en verdedigend opstellen
- (-) niet zeker of kwalitatief beste keuze is
Leg uit: Uniformiteit:
- Keuze voor de optie waar iedereen voor is
- (+) iedereen kan zich achter besluit zetten
- (-) groepsdruk hoog
- (-) eindeloze discussies
- (-) kwaliteit beslissing
Leg uit: Consensus:
- (+) beslissing wordt door de hele groep gedragen
- (+) kwaliteit + acceptatie
- (-) tijdrovend
- (-) verondersteld groepscohesie
Leg uit: Conflicthanteringsstijlen
Haai Schildpad Teddybeer Uil Kwal
- uitdaging aangaan
- probleemomschrijving
- open mind
- communiceer duidelijk (let op wapens)
- duidelijk besluit formuleren
Soorten conflicten:
- INHOUD (taakconflicten, persoonlijk-emotionele conflicten, machtsconflicten)
- PARTNERS (interpersoonsconflict, intragroepsconflict, intergroepsconflict)
Leg uit: Haai:
Doordrukken – win / lose
- Heel assertief, niet coöperatief
- Dulden geen tegenspraak, niet goed binnen een team
- Belangen zijn tegenovergesteld en elkaar uitsluitend
- Doel op de voorgrond, ten koste van relaties
Noodgevallen / onpopulaire acties
Als je zeker gelijk hebt, vitale zaken
Leg uit: Schildpad:
Vermijden – lose / lose
- Passief
- Loopt weg van discussies
- Bemoeien zich niet
- Kan wel goede scheidsrechter zijn
- Onverschillige houding
- Weinig aandacht voor doel
Onbelangrijke zaken
Als je geen macht hebt, tijd kopen, emoties reduceren
Leg uit: Teddybeer:
Toegeven – lose / win
- Zeer coöperatief maar niet assertief.
- Veel bezig met relatie, niet met doel
- Wil aardig gevonden worden
- Goede gesprekspartner
- Openlijke en directe conflicten vermijden
- Niemand kwetsen
- Ten koste van eigen of groepsdoelen
Krediet opbouwen
Wanneer je ongelijk hebt, vrede bewaren.
Leg uit: Uil:
Samenwerken – win / win
- Assertief + coöperatief
- Relaties goed houden + doel bekomen
- Eerst: confrontatie: directe en open communicatie
- Dan: probleemoplossing: mogelijks doelen van beide partijen integreren
- Ieder krijgt kans om inbreng te leveren
Commitment nodig, vermijden rancunes
Elk belang, waardevol, nieuwe oplossing, haalbaar.
Leg uit: Kwal:
Compromis sluiten – half win / half win
- Berekende onderhandelaar
- Wil scoren waar hij kan
- Zoekt een midden oplossing waarin beide partijen zich kunnen vinden, maar zonder dat iemand zijn doelen volledig realiseert
- Iedereen moet water bij de wijn doen
Tijdelijke oplossingen
Een redelijke oplossing is goed genoeg.
Leg uit: Leiderschapsstijlen
- Formele leider: officieel tot leider benoemd
- Informele leider: zonder officiële titel, door de groep naar voor geschoven te worden, vaak machtiger dan formele.
Begeleidingsgedrag viertal dimensies:
- Emotionele ondersteuning: opbouwen warm klimaat, met aandacht voor relaties, veilig - Emotionele stimulering: directe open communicatie, oproepen en uitdagen tot deelneming en uiten v gevoelens - Cognitieve structurering: aanbrengen v structuur - Regulerende structurering: orde houden, voorstellen v procedures
Viertal basisstijlen:
- Leiden: sterk gericht op taak, weinig op relatie
- Begeleiden: sterk gericht op motiveren (taak + proces) = democratische stijl
- Steunen: sterk gericht op relatie, weinig op taak
- Delegeren: niet op taak of relatie gericht, leider geeft taken door uit vertrouwen in de leden. Komt hierdoor afstandelijk over.
Tips: Omgaan met conflicten
- Uitdaging aangaan
- Conflict = uitdaging of te vermijden frustratie
- Zo snel mogelijk afhandelen
- Anders risico op escalatie / meer betrokkenen / te hard achter standpunt staan - Probleemomschrijving
- Situeren probleem: betrokken personen + bedoeling verduidelijken
- Voorkomen uit de hand lopen
- Richten op heden en toekomst, niet op verleden (beschuldigen)
- Constructief - Open mind
- Niet vooraf argumenten zoeken, of vastbijten
- Iedereen mogelijke oplossingen laten voorstellen
- Emotionele uitbarstingen moeten toegelaten worden
- Actief luisteren + goede ik boodschappen - Communiceer duidelijk en let op wapens
- Wapens: verdoken, niet openlijke manieren om iemand in te palmen.De ander heeft het vaak niet door, maar voelt wrevel
– Schuldinductie
– Zelfdefiniëring
– Definiëring
– Geschenken geven
– Hulpeloosheid
– Chantage
– Snelle overname
– Rookgordijn
– Geleidelijke infiltratie
– Ik doe het voor je bestwil
(p52-53) - Duidelijk besluit formuleren
Ga na of iedereen achter het besluit staat + spreek nodige planning af.
Tips: ontwikkelen en stimuleren goede teamsfeer
Groep functioneert goed als:
- Voldoende evenwicht taak-/procesrollen -> zowel aandacht voor de efficiëntie als de sfeer.
- Taak en procesrollen goed verdeeld zijn over de leden.
- Formele groepen: rollen liggen vaak vast door de functie vd persoon
- Informele groepen: rollen ontstaan vanuit reacties en wisselwerkingen
- – Nadeel: sommige mensen worden in een patroon geduwd waar ze zich niet optimaal voelen
- Informele groepen: rollen ontstaan vanuit reacties en wisselwerkingen
- Er zo weinig mogelijk dysfunctionele rollen zijn.
- Anders hebben deze vnl een signaalfunctie -> er klopt iets niet.
Elke groep functioneert beter als de leden:
- Zich bewust zijn van welke rol er nodig is - Zich bewust is van de rol dat ze op dat moment aannemen - Deze rollen voldoende verdelen - Rollen oefenen die ze nog niet onder de knie hebben.