Domein A Flashcards

(63 cards)

1
Q

Wat is het verschil tussen de individuele vraaglijn en de collectieve vraag lijn

A

De individuele vraaglijn geeft het verband weer tussen de prijs van een product en de vraag ernaar
De collectieve vraaglijn is die van de gehele markt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is Qv

A

Collectieve vraag
Gevraagde hoeveelheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Verschuiving langs/over de vraaglijn
Wat is ceteris paribus

A

Dit gebeurd wanneer de prijs veranderd. Als de prijs bvb lager word zul je ook een hoger gevraagde hoeveelheid hebben.
Ceteris paribus betekent het constant blijven van alle andere factoren alleen de prijs verschuift

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wanneer is er een verschuiving Van de de collectieve vraaglijn?
En noem de factoren

A

Als de vraag in zijn geheel veranderd.
- van complementaire en substitutie goederen
Als een substitutie goed duurder word gaat de de vraag naar rechts verschuiven
Als de prijs van complementaire goederen duurder word, verschuift de vraaglijn naar links. Als een product een duurdere aanvulling heeft word er steeds minder gekocht
- behoefte neemt toe ( reclame )
- het inkomen neemt toe
- het aantal vragen neemt toe ( reclame )
- exogene factoren ( weer ) je hebt door slecht weer minder vragers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Verschuiving naar rechts betekent..
Verschuiving naar links betekent

A

Bij elke prijs word er meer aangeboden
Bij elke prijs word er minder aangeboden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de individuele aanbodlijn
En wat is de collectieve aanbod

A

Het verband van 1 aanbieder met het aantal producten dat die wilt produceren en de prijs daarvan
Alle aanbieder op een markt waarbij het verband word weergegeven tussen het aantal producten dat ze willen verkopen tegen een bepaalde prijs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Qa

A

Collectieve aanbodlijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wanneer is er verschuiving over de aanbodlijn

A

Als de prijs stijgt bvb:
Een producent gaat dus nu meer producten willen aanbieden op de markt om zo meer opbrengsten te kunnen krijgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke functie heeft een dalende lijn en welke een strijgende ? Aandbod of vraag

A

Dalen is : vraag functie
Stijgend is : aanbod

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Er is ook sprake van verschuiving van de aandbodlijn
Geef aan wanneer

A

Dat is als de totale aanbood van producenten meer of minder word. Dit zijn de factoren:
- toetreding van meer of minder aanbieders
- de kostprijs per product. Als een product goedkoper word te produceren zal het aanbod ook toenemen. Ook maakt de producent meer winst per 1 product.
- natuurlijke omstandigheden : minder aanbod bij bvb extreme droogt dus aanbodlijn verschuift naar links

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Qa>qv is ?
Qv>qa is ?

A

Daling
Stijging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is en waarom is het marktevenwicht essentieel

A

Qv=qa
De markt werkt optimaal want er word evenveel gevraag als geproduceerd.
Er is geen overschot en geen tekort

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Marktmechanisme

A

Dat is de schommeling van vraag en aanbod tot er 1 prijs tot stand komt en zorgt voor nieuwe markt evenwichten.
Als qv>qa stijgt de prijs en neemt productie toe maar zorgt weer voor daling van vraag , zo komt er dus steeds een nieuwe evenwicht
Als qa>qv dan zal de prijs dalen en zo ook de productie maar de vraag neemt weer toe
Vraag en aanbod word zo altijd in een evenwicht gevormd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

geef een omschrijving van toetredingsbarriere en hoe beinvloeden de schaalvoordelen de mate waarin een aanbieder een markt wilt toetreden

A

De mate waarin je tot een markt kan toetreden. ( Opleiding nodig ( Arts), Fabrieken ect. )
hierbij spelen schaalvoorderen ook een rol. Als de GTK zo laag mogelijk zijn doordat CK door grotere q word gedeeld, zal een aanbieder eerder optreden. Hoe meer producten hoe goedkoper per product de kosten worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

kostprijs en verkoopprijs zijn welke twee formules?

A

verkoopprijs is GO
Kostprijs is Gtk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Transparantie van de markt

A

( Hoe makkelijk is het voor vragers en aanbieders informatie te krijgen over de markt ? )

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Volkorenconcurrentie

A
  • veel aanbieder en veel vragers
  • homogeen product
  • Hoge transparantie
    -makkelijke/lage toetredingsbarriere
    -weinig prijszetter
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

waarom is er sprake van het marktmechanisme op een markt van volkomen concurrentie

A

de markt bepaalt de prijs niet de aanbieders, prijsstijging zorgt voor afname van qv .
als gevolg gaat de prijs weel omlaag om toch het aanbod te verkopen en nemen de vragers veel toe.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

wat zijn prijsnemers, hoeveelheidsaanpassers

A

prijsnemer: 1 aanbieder neemt de prijs over van de totale mark ( GO=P=MO )
Hoeveeldsaanpassers: passen hun ( 1 aanbieder ) hoeveel verkochte goederen aanbod aan op de prijs van de markt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Monopolistische concurrentie

A
  • veel vragers en aanbieder
  • heterogene product
  • slechte transparantie ( de informatie die aanbieders en vragen hebben is want markt verschilt door de hetrogoniteit)
  • makkelijke toetreding
  • 1 aanbieder heeft weinig invloed op de prijs
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

productdifferentiatie (Bij monopolistische).

A

De aard van het goed is hetrogeen, waarbij de producten iets van elkaar verschillen zoals eten bij restaurants

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

duopolie

A

2 aanbieders

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

oligopolie

A
  • homogeen/heterogeen
  • weinig aanbieders
  • veel vragers
  • prijszetter veel bij hetrogeen en minder bij homogeen
  • moeilijke toetredingsbarrière ( Schaalvoordelen gtk moet zo laag mogelijk blijven octrooien )

supermarkten, banken en tankstation

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

monopolie

A

1 aanbieder
veel vragers
homogeen
hoge toetredingsbarrière ( Schaalvoordelen, verzonken kosten ,
slechte transparantie
prijszetter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
onvolkomenconcurrentie
hoge toetredingbarriere mits monopolistische concurrentie 1 aanbieder is prijszetter niet transparant p=go-mo geen marktmechanisme marktmacht
26
marktaandeel van het afzet en omzet
omzet of afzet uitgedrukt in het percentage van de totale marktomzet of afzet.
27
TO/ OMZET
p keer q ( Afzet )
28
GO en wat geeft deze weer
TO:Q ( de prijsafzet lijn )
29
TW
TO-TK
30
TK
TCK+TVK gtk keer q gvk keer q + tck of omgekeerd
31
kostprijs pp
TK:Q
32
MK meerkosten
delta TK: Delta Q
33
MO meeropbrengsten
delta TO : delta q
34
Maximale omzet, wanneer kan er geen opbrengst meer gemaakt worden
MO=0
35
wanneer speel je break-even
TO=TK en GO/P/MO = GTK
35
wanneer is de winst maximaal ?
MO=MK
36
VK is proportioneel betekent?
de variabele kosten voor elke product is gelijk= MK
37
progressief en degressief vk
p: variabele kosten worden hoger per product d: variabele kosten per product worden lager
38
Prijselasticiteit van de vraag
hoe elastisch is een prijsverandering van de vraag ? hoe reageert deze Formule Delta q : Delta p tussen 0 en -1 = inelastisch x<-1 is elastisch
39
Hoe berederen we als een uitkomst van een elasticiteit -0,5 is
tussen 0 en 1 is inelastisch ( minder rekbaar) dus reageert minder sterk. - prijs stijgt met 1 procent en vraag daalt met 0,5 - prijs daalt met 1 procent en vraag neemt toe met 0,5 procent
40
wat zijn inelastische goederen
goederen waarbij een prijsverandering weinig invloed heeft op de vraag zoals noodzakelijke goeder ( brood )dit zijn levensbehoefte. Een prijsverhoging of verlaging zal dus de omzet vrijwel altijd laten toenemen
41
wat zijn elastische goederen
goederen waarbij een prijsverandering veel invloed heeft op de vraag. dit zijn vaak luxe goederen deze maken het leven aangenaam maar zijn geen basisbehoefte. De omzet zal hier dus bij een prijsstijging dalen en prijsstijging toenemen door de sterke verandering van de vraag.
42
inkomenselasticiteit en welke soorten goederen heb je daarbij
geeft weer hoe sterk inkomens reageren op bepaalde goederen - noodzakelijke ( tussen 0 en 1 ) - inferieure goederen kleiner dan x<0 - luxe goederen ( altijd positief > 1 Delta q delen door delta y
43
tw en gw
to - tk tw:q p/go(MO) - gtk of ( gvk keer q + tck)
44
maximale winst berekenen
mo=mk - functies zoeken - mk staat voor q bij tk functie mo vinden gelijk stellen en q vinden die de mw berekenen en dan in to en tk zetten en van elkaar afhalen
45
maximale omzet berekenen
MO=0 TO=P keer q afzet vinden bij mo=0 q invullen in prijs of aflezen p keer q
46
prijsdiscriminatie
markten gescheiden voor de consument 2 of meerdere groepen consumenten marktsegmenten geen onderlinge doorverkoop
47
prijsdifferentiatie
een vergelijkbare product, met kleine verschillen word verschillend geprijst. BVB boek met kaft en zachte kaft
48
externe effecten
het gevolg van consumptie is niet geinternaliseerd. positief= bloempotten waar beschouwers naar kijken maar deze gevolg is niet inbegrepen bij consumptie
49
marktfalen wat zijn de voorwaarde
qv vind qa niet meer - prijzen hoger/ lagerdan maatschappelijk gewenst - misbruik van marktmarkt - negatieve/positieve externe effecten - aanbod tekort of overschot - geen rekening met toekomstige generatie van productie consumptie
50
collectieve goederen
door de overheid geproduceerd. niet uitsluitbaar ( 1 iemand kan de dienst gelegenheid niet afpakken van een ander iedereen profiteer ) niet rivaliserend ( gebruikmaking/ consumptie gaat niet ten koste van ander)
51
quasie collectieve goederen
opdrachtgever: overheid maar samenwerking met marktensector/ particuliere. uitsluitbaar en rivaliserend. individueel goed
52
Minimum en maximum prijs
Beschermt de producent/ aanbieders Beschermt de consument vrager
53
Accijns
Heffing op goederen die moeten zorgen voor afname van vraag, consumptie Sigaret, benzine, drank De prijs waar de producent zijn of haar goed of dienst op de markt brengt is hoog.
54
Productiequotum
Max aantal productie van een goed
55
Toezicht houders afm acm
Autoriteit financiele markten: controleert de financiële martkten en geeft boetes als er oneerlijk gehandeld word controle op lenen , sparen beleggen Autoriteit consument en markt : komt op voor comsumenten kartelafspraken
56
Arbeidsmarkt
Geheel van vraag en aanbod van arbeid. Aanbod: beroepsbevolkinng ( 15-75 die werkt / beschikbaar is ) Vraag : bedrijven en de overheid / vacatures / werkgelegenheid
57
Cao
Tussen werkgevers en werknemers contract over arbeidsvoorwaarden. Loon, uren, kleding , omstandigheden
58
Arbeidsjaar
Fulltime baan gedurende 1 jaar.
59
Individuele arbeidscontract
Tussen werknemer en werkgever
60
Arbeider vast contract s duur bij ontslaan, wrm
Vergoedingen, jurische kosten
61
Flexibele contracten Voordeligheid dn nadeligheid
Nul uren contract, oproepkracht Geen onnodige kosten alleen nodig als er werk is Geen zekerheid van inkomen ( maar uurloon is wel hoger)
62
Lobbyen van vakbonden
Onafhankelijke / niet commerciële organisaties meester werknemers bij politieke partijen voor betere werk omstandigheden wetsaanpassingen.