domein aarde Flashcards

(54 cards)

1
Q

platentektoniek

A

de processen waardoor platen ontstaan, bewegen en verdwijnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

(mid)oceanische rug

A

onderzeese gebergteketen die ontstaan is doordat mantelmateriaal midden in de oceanen over een grote lengte omhoog gedrukt wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

subductie

A

het wegduiken van een oceanische plaat onder een andere plaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

diepzeetrog

A

langgerekte, diepe kloof langs de rand van duikende oceanische platen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

lithosfeer

A

de buitenste schil van de aarde, bestaande uit de aardkorst en het vaste, buitenste gedeelte van de aardmantel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

convergente plaatgrenzen

A

gebied waar twee tektonische platen bij elkaar komen en botsen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

divergente plaatgrenzen

A

gebied waar twee tektonische platen van elkaar af bewegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

transforme plaatgrenzen

A

grens waar de platen lang elkaar schuiven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

convectiestromen

A

stroming van vloeibaar en plastisch gesteente die in de mantel opwelt onder de lithosfeer afkoelt, zuidelings wegstroomt en uiteindelijk weer daalt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

hotspot

A

de hete plek in de asthenosfeer e lithosfeer boven de mantelpluim

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

vulkanisme

A

vulkanische verschijnselen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

stratovulkaan

A

vulkaantype met steile hellingen waarvan de kegel is opgebouwd uit afwisselende as- en lavalagen, heet ook samengestelde vulkaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

explosieve eruptie

A

heftige vulkaanuitbarsting van taaie lava, vulkaanbommen en as

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

caldera

A

een zeer grote vulkaankrater die is ontstaan door het instorten van het dak van een leeggelopen magmakamer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

schildvulkaan

A

vulkaan met brede basis en zeer flauwe hellingen die uit dunne, vloeibare lava is ontstaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

effusieve eruptie

A

rustige vulkaanuitbarsting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

aardbevingen

A

trilling van de aarde als gevolg van het plotseling verschuiven van stukken van de aardkorst of van de eronder ligginde mantel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

schaal van richter

A

schaal waarmee de kracht van een aardbeving wordt aangegeven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

schaal van mercalli

A

schaal waarmee de schade wordt aangegeven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

tsunami

A

hoge golf bij de kust die onstaat door een aardbeving in de oceanische lithosfeer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

epicentrum

A

het punt aan de aardoppervlak waar de trilling van de aarbeving komt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

hypocentrum

A

het punt in de aarde waar de trillingen vandaan komen

23
Q

breukgebergten (horsten en slenken)

A

gebergte dat onstaat in een gebied met sterke breukactiviteit

24
Q

plooiingsgebergte

A

gebergte dat is ontstaan door de plooiing van de aardkorst

25
geologische tijdschaal
indeling van de geschiedenis van de aarde in geologische tijdperken
26
stroomgebied
het hele gebied dat afwatert op een bepaalde rivier
27
mechanische (fysische) verwering
het uiteenvallen van vast gesteente zonder dat de chemische samenstelling veranderd
28
chemische verwering
het uiteenvallen van gesteente waarbij de scheikundige samenstelling verandert
29
erosie
uitschurende werking van met puin beladen water, ijs en wind
30
sedimentatie
proces waarbij los materiaal na transport door wind, water of ijs op het aardoppervlak wordt afgezet
31
delta
kust die ontstaat wanneer aan de monding van een ster vertakte rivier meer materiaal wordt afgezet dan dat de zee afvoert
32
morene
afzetting van door landijs of gletsjers aangevoerd en achtergelaten materiaal
33
puinhelling
min of meer uit een massa puin bestaande, kegelvormige afzetting aan de onderzijde van een rotswand
34
puinwaaier
sedimentpakket dat zich opbouwt wanneer een rivier in een lager gelegen gebied terechtkomt
35
aardverschuiving
voorbeeld van een massabeweging waarbij grote hoeveelheden grond plotseling in beweging komen ne van een helling af glijden
36
atmosferische circulatie/ grote windsystemen
de verplaatsing van lucht in de atmosfeer
37
ITCZ (intertropische convergentiezone)
het lagedruk gebied rond de evenaar waar zowel winden uit het zuiden als uit het noorden bij elkaar komen
38
wet van Buys ballot / corioliseeffect
lucht beweegt van een hogedrukgebied naar een lagedruk gebied, als je de wind op het noordelijk halfrond een afwijking naar rechts en op het zuidelijk halfrond naar links
39
passaat
relatief droge wind die van de subtropische hogedrukgebieden altijd uit dezelfde richting naar de evenaar waait
40
moesson
land of zeewind die elk half jaar (ongebeer 180g) van richting veranderd
41
oceanische circulatie
de verplaatsing van water in de oceanen (onder andere zeestromen)
42
warme zeestromen
relatief warme waterstroming in oceanen en zeen
43
koude zeestromen
relatief koude zeestromen in oceanen en zeen
44
klimaatgebieden (volgens koppen)
groot gebied op aarde met kenmerkende eigenschappen van temperatuur, neerslag en wind
45
klimaatverandering
de verandering op lange termijn van de temperatuur, de neerslag en de wind op aarde
46
geofactoren
factoren die door hun onderlinge relaties landschapzones vormen, de belangrijkste zijn het klimaat de gesteenten, het relief en de mens
47
landschapzones (polaire, boreale, subtropische, tropische, gematigd en aride)
gebied met karkteristieke kenmerken
48
landdegradatie
de achteruitgang van de kwalitiet van de bodem en het landschap door verdroging, bodemerosie, bodemuitputting en verzilting
49
(versnelde) bodemerosie
het door erosie verdwijnen van het voor platen belangrijke deel van de verweringslaag
50
verzilting
toename van het zout gehalte in de bodem of in de grond- en oppervlaktewater door verkeerd landgebruik
51
verwoestijning
proces waarbij woestijnen zich in oppervlakte uitbreidde
52
ontbossing
het kappen van bossen door de mens
53
irrigatie
bevloeiing of beregening van landbouwgronden
54
drainage
verlaging van de grondwaterstand door het aanleggen van greppels en afvoerbuizen in de grond