dossier 3 Flashcards
(42 cards)
1
Q
een jaarmarkt
A
une braderie
2
Q
een stadion
A
un stade
3
Q
een standbeeld
A
une statue
4
Q
een zicht
A
une vue
5
Q
teleurgesteld
A
déçu(e)
6
Q
niet te missen
A
incontournable
7
Q
verassend
A
supernant(e)
8
Q
een spambox
A
une boite des spams/ de courrier indésirable
9
Q
een winkelcentrum
A
un centre commercial
10
Q
een bezienswaardigheid
A
une curiosité
11
Q
de gegevens
A
les données
12
Q
de omgeving
A
les envrions
13
Q
de afspraakplaats
A
le lieu du rendez-vous
14
Q
deelnemer
A
un participant
15
Q
beroemd
A
célèbre
16
Q
panoramisch
A
panoramique
17
Q
bijkomend
A
supplémentaire
18
Q
checken
A
consulter
19
Q
opsturen
A
envoyer
20
Q
weghalen uit
A
retirer de
21
Q
nagaan, checken
A
vérifier
22
Q
te laat
A
en retard
23
Q
een boete
A
une amende
24
Q
en halte
A
un arrêt
25
de jeugdherberg
une auberge de jeunesse
26
b&b
une chambre d'hôtes
27
aansluiting
une correspondance
28
een pijl
une flèche
29
een treinstation
une gare
30
een daluur
une heure creuse
31
een spitsuur
une heure de pointe
32
een reisweg
un itinéaire
33
een paneel, een plaat
un panneau
34
een verblijf
en séjour
35
een eindstation
un terminus
36
goedkoop
bon marché
37
duur
cher/ chère
38
efficiënt
efficace
39
afstappen
descendre
40
opstappen
monter
41
missen
rater
42
doorlopen, doorkruisen
traverser