Dossier 4 En Route 3 Flashcards
(33 cards)
1
Q
De bestemming
A
La destination
2
Q
Een kuststreek
A
Un littoral
3
Q
Een badstad
A
Une station balnéaire
4
Q
Bruinen, zonnenaden
A
Bronzer
5
Q
Ontspannen
A
Détendre
6
Q
Een wandeltocht
A
Une randonnée
7
Q
Tegenkomen, kruisen
A
Croiser
8
Q
Een wandelaar
A
Un randonneur
9
Q
Een reisweg
A
Un itinéraire
10
Q
Afleggen, doorlopen
A
Parcourir
11
Q
De afstand
A
La distance
12
Q
De markering
A
Le balisage
13
Q
Een pad
A
Un sentier
14
Q
Doorlopen, oversteken
A
Traverser
15
Q
De duur
A
La durée
16
Q
Een pelgrimstocht
A
Un pèlerinage
17
Q
Het uithoudingsvermogen
A
L’endurance (f.)
18
Q
Het doorzettingsvermogen
A
La persévérance
19
Q
De overtocht, de doortocht
A
La traversée
20
Q
Een ervaring
A
Une expérience
21
Q
Gedenkwaardig
A
Mémorable
22
Q
Wijd
A
Vaste
23
Q
Een landschap
A
Un paysage
24
Q
Zich uitstrekken
A
S’étendre
25
Een wonder
Une merveille
26
De moeite waard zijn
Valoir la peine
27
Het hoogteverschil
Le dénivilé
28
Een verblijf
Un séjour
29
Kamperen, bivakkeren
Faire du bivouac
30
Avontuurlijk
Aventureux
31
Markeren
Baliser
32
Een weg
Une voie
33
Verbinden
Relier
