Duits D/N vwo3 Flashcards
(48 cards)
1
Q
außerdem
A
bovendien
2
Q
bestätigen
A
bevestigen
3
Q
buchen
A
boeken
4
Q
das Fenster
A
het raam
5
Q
kaum
A
nauwelijks
6
Q
der Prospekt
A
de folder
7
Q
die Sachen
A
de spullen
8
Q
schicken
A
sturen
9
Q
vergessen
A
vergeten
10
Q
vermieten
A
verhuren
11
Q
der Vertrag
A
het contract
12
Q
vor kurzem
A
kort geleden
13
Q
ebenfalls
A
ook, tevens, eveneens
14
Q
der Einfluss
A
de invloed
15
Q
die Erholung
A
de ontspanning
16
Q
der Felsen
A
de rots
17
Q
flach
A
vlak
18
Q
hügelig
A
heuvelachtig
19
Q
die Insel
A
het eiland
20
Q
die Küste
A
de kust
21
Q
in der Nähe
A
in de buurt
22
Q
der Wald
A
het bos
23
Q
weich
A
zacht
24
Q
zwischen
A
tussen
25
das Alter
de leeftijd
26
das Bundesland
de deelstaat
27
durchschnittlich
gemiddeld
28
ehrgeizig
ambitieus
29
erlauben
toestaan
30
ersetzen
vervangen
31
fordern
eisen
32
schade
jammer
33
der Streit
de ruzie
34
üblich
gewoon, gebruikelijk
35
die Umfrage
de enquête
36
der Vorschlag
het voorstel
37
die Ausnahme
de uitzondering
38
bestimmt
beslist, zeker
39
insgesamt
in totaal
40
jährlich
jaarlijks
41
sich kümmern um
zorgen voor
42
laut
hard, hardop
43
die Mauer
de muur
44
schlimm
erg
45
schützen vor
beschermen tegen
46
die Sehenswürdigkeit
de bezienswaardigheid
47
winzig
piepklein
48
ziemlich
tamelijk
