Duits Hoofdstuk 1 Flashcards

(70 cards)

1
Q

der Ehrgeiz

A

de ambitie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

versuchen

A

proberen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

zuhoren

A

luisteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

auẞerdem

A

bovendien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

de woorden leren

A

die Vokabein lernen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

das Ziel

A

het doel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

das Zimmer

A

de kamer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

leicht

A

gemakkelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

het tijdschrift

A

die Zeitschrift

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

das gebaude

A

het gebouw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

de opdracht begrijpen

A

die Aufgabe verstehen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

de koffer

A

der Koffer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

jedes Jahr

A

elk jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

passieren

A

gebeuren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

gemeinsam

A

samen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

sich kummen um

A

zorgen voor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

de portemonee

A

das Portemonnaie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

sich entscheiden

A

beslissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

rechtzeitig

A

op tijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

gehoren zu

A

behoren tot

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

de reistas

A

die Reisetasche

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

de zaklamp

A

die Tashenlampe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

het mobieltje

A

das Handy

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

wach

A

wakker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
verpassen
missen
26
vorne
voornaam
27
de zonnebril
die Sonnenbrille
28
schade
jammer
29
der Eintritt
de entree
30
auẞer
bevalve
31
die Sehenswurdigkeit
de bezienswaardigheid
32
stattfinden
plaatsvinden
33
der Ternim
de afspraak
34
die offentlichen Verkehrsmittel
het openbaar vervoer
35
de oefening uitleggen
die Ubung erklaren
36
der Fluss
de rivier
37
traumhaft
fantastisch
38
der Schritt
de stap
39
der Flughaven
het vliegveld
40
die Nahe
de buurt
41
bestimmen
bepalen
42
weit
ver
43
unten
beneden
44
erhalten
krijgen, ontvangen
45
de handdoek
das handtuch
46
obwohl
hoewel
47
erlaubt sein
toegestaan zijn
48
zu zweit
in tweetallen
49
huiswerk maken
Hausaufgaben machen
50
de slaapzak
der Schlafsack
51
deswegen
daarom
52
een zin vertalen
ein Satz uberzetsen
53
een fout maken
einen Fehler machen
54
bijles krijgen
Nachhilfe bekommen
55
de zonnebrandcreme
die Sonnencreme
56
der Platz
de plaats, de plek
57
de tent
das Zeit
58
het luchtbed
die Luftmatratze
59
recht haben
gelijk hebben
60
sich etwas uberlegen
ergens over nadenken
61
als
toen
62
iets uit het hoofd leren
etwas auswendig lernen
63
hinten
achteraan
64
leise
zachtjes
65
die Sachen
de spullen
66
oben
boven
67
benutzen
gebruiken
68
het rapport krijgen
das Zeugnis bekommen
69
ordentlich
netjes
70
Easter egg
Als je deze vind, je bent goed bezig