Duits voorzetsels bij naamvallen Flashcards
(6 cards)
1
Q
durch
A
door
2
Q
für
A
voor (ten behoeven / gunste van)
3
Q
ohne
A
zonder
4
Q
um
A
om
5
Q
bis
A
tot
6
Q
gegen
A
tegen
durch
door
für
voor (ten behoeven / gunste van)
ohne
zonder
um
om
bis
tot
gegen
tegen