Brainscape's Knowledge GenomeTM


Top Flashcards (Certified)
All Flashcards

Vocabulary > Dutch Vocabulary > Flashcards

Dutch Vocabulary Flashcards

(71 cards)

Start Studying
1
Q

Wat is de vertaling van ‘the supermarket’?

A

de supermarkt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke taal is ‘Frans’ in het Engels?

A

French

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Vul in: ‘de _______’ is de plaats waar je boodschappen doet.

A

supermarkt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat betekent ‘gezellig’ in het Engels?

A

cosy

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de vertaling van ‘de politieagent’?

A

the police officer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Noem drie landen die in de tekst worden genoemd.

A
  • Engeland
  • Amerika
  • Duitsland
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de Engelse vertaling van ‘de vakantie’?

A

the holiday

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Vul in: ‘Ik _______ in Nederland.’

A

woon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat betekent ‘de echtgenoot’ in het Engels?

A

the husband

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke term beschrijft ‘de activiteit’ in het Engels?

A

the activity

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de vertaling van ‘de les’?

A

the lesson

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is het Engelse woord voor ‘de moeder’?

A

the mother

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Vul in: ‘Ik _______ graag met mijn vrienden.’

A

praat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de vertaling van ‘de kind’?

A

the child

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat betekent ‘de vriend’ in het Engels?

A

the friend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Vul in: ‘Zij _______ de beste vriendin.’

A

is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is de vertaling van ‘de vakantie’?

A

the holiday

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Noem twee woorden voor ‘de week’ in het Engels.

A
  • the week
  • the holiday
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat betekent ‘de uiting’ in het Engels?

A

the expression

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Vul in: ‘Ik _______ om 8 uur op.’

A

sta op

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is de Engelse vertaling van ‘de sport’?

A

the sport

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is het Engelse woord voor ‘de tuin’?

A

the garden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat betekent ‘de tijd’ in het Engels?

A

the time

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Vul in: ‘Ik _______ graag naar muziek.’

A

luister

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Wat is de vertaling van 'de film'?
the film
26
Wat betekent 'de activiteit' in het Engels?
the activity
27
Wat is de Engelse vertaling van 'de schooltijd'?
the school days
28
Vul in: 'De _______ is een plek waar je leert.'
school
29
Wat is de vertaling van 'de broer'?
the brother
30
Noem drie activiteiten die je dagelijks kunt doen.
* lezen * schrijven * sporten
31
Wat betekent 'de boodschap' in het Engels?
the message
32
Wat is de vertaling van 'de klas'?
the class
33
Vul in: 'Ik _______ naar school.'
ga
34
Wat betekent 'de relatie' in het Engels?
the relationship
35
Wat is de Engelse vertaling van 'het gezin'?
the family
36
Vul in: 'Zij _______ een goede vriendin.'
is
37
Wat is de vertaling van 'de dochter'?
the daughter
38
Wat betekent 'de buurman' in het Engels?
the neighbor
39
Wat is de Engelse vertaling van 'de hobby'?
the hobby
40
Vul in: 'Ik _______ in de tuin.'
werk
41
Wat betekent 'de vakantie' in het Engels?
the holiday
42
Wat is de vertaling van 'de verpleegkundige'?
the nurse
43
Noem twee woorden voor 'de tijd' in het Engels.
* the time * the hour
44
Wat is de Engelse vertaling van 'de afwas'?
the dishes
45
Vul in: 'Ik _______ nu naar huis.'
ga
46
Wat is de maand na april?
mei
47
Welke seizoenen zijn er?
* de winter * de lente * de zomer * de herfst
48
Wat zijn de maanden van het jaar?
* januari * februari * maart * april * mei * juni * juli * augustus * september * oktober * november * december
49
Wat is een goede activiteit voor de zomer?
zonnen
50
Wat is het Nederlandse woord voor 'the cinema'?
de bioscoop
51
Vul in: 'Ik wil _______ kijken.'
de film
52
Wat vier je op 25 december?
Kerstmis
53
Wat is een typisch Nederlands gebak voor Koningsdag?
de oliebol
54
Wat doe je met een sneeuwbal?
gooien
55
Wat betekent 'Komt eraan'?
It's coming
56
Wat doe je met Pasen?
het paasei zoeken
57
Wat is een populaire activiteit in de winter?
schaatsen
58
Vul in: 'Ik ga _______ in de zee.'
varen
59
Wat is het Nederlandse woord voor 'the beach'?
het strand
60
Wat is het woord voor 'to celebrate' in het Nederlands?
vieren
61
Wat is een goed idee voor een uitje?
een picknick
62
Vul in: 'Ik heb _______ voor je.'
een boodschap
63
Wat is het Nederlandse woord voor 'the rain'?
de regen
64
Wat is het woord voor 'to surf' in het Nederlands?
surfen
65
Wat zijn de maanden in de zomer?
* juni * juli * augustus
66
Wat is de maand voor januari?
december
67
Wat is de Engelse vertaling van 'de kaas'?
the cheese
68
Wat is een typisch drankje in de winter?
de chocolademelk
69
Wat is het woord voor 'the nature lover' in het Nederlands?
de natuurliefhebber
70
Wat voor weer is het vaak in de herfst?
de storm
71
Vul in: 'Het is _______ idee!'
een goed

Vocabulary (4 decks)

Brainscape helps you reach your goals faster, through stronger study habits.
© 2025 Bold Learning Solutions. Terms and Conditions