Dutch Werkwoorden Flashcards
(25 cards)
VERANDEREN
📌 TO CHANGE (R)
- Hebben + veranderD
- VeranderDE / veranderDEN
- Zal / Zullen + veranderen (inf.)
🗣️ Voorbeeld:
“De patiënt moet zijn houding veranderen om de pijn te verminderen.”
VERMINDEREN
📌 TO REDUCE (R)
📌 TO DECREASE (R)
- Hebben + verminderD
- VerminderDE / verminderDEN
- Zal / Zullen + verminderen (inf.)
🗣️ Voorbeeld:
“We doen oefeningen om de spierspanning te verminderen.”
GEBEUREN
📌 To happen
- Zijn + gebeurD
- GebeurDE / gebeurDEN
- Zal / Zullen + gebeuren (inf.)
🗣️ Voorbeeld:
“Het kan gebeuren dat de klachten eerst verergeren na de eerste sessie.”
VOORKOMEN
/voor-KO-men/
📌 TO PREVENT
- Hebben + voorGEkomen
- Kwam… voor / kwamen… voor
- Zal / Zullen + voorkomen (inf.)
🗣️ Voorbeeld:
“Deze oefening helpt om blessures te voorkomen.”
HERHALEN
📌 TO REPEAT
- Hebben + herhaalD
- HerhalDE / herhaalDEN
- Zal / Zullen + herhalen (inf.)
🗣️ Voorbeeld:
“Herhaal de beweging tien keer.”
TERUGKOMEN
📌 TO RETURN
- Hebben + terugGEkomen
- Kwam…terug / kwamen…terug
- Zal / Zullen + terugkomen (inf.)
🗣️ Voorbeeld:
“Wanneer komt u terug voor de volgende sessie?”
UITLEGGEN
📌 TO EXPLAIN
- Hebben + uitGElegd
- Legde…uit / Legden…uit
- Zal / Zullen + uitleggen (inf.)
🗣️ Voorbeeld:
“ Ik zal de oefening stap voor stap uitleggen.”
To explain
UITLEGGEN
To return
TERUGKOMEN
To prevent
VOORKOMEN
To happen
GEBEUREN
To reduce
To decrease
VERMINDEREN
To change
VERANDEREN
To strengthen
VERSTERKEN
VERSTERKEN
📌 TO STRENGTHEN
- Hebben + versterkt
- Versterkte / Versterkten
- Zal / Zullen + versterken (inf.)
🗣️ Voorbeeld:
“Deze oefening helpt om uw spieren te versterken.”
To move
BEWEGEN
BEWEGEN
📌 TO MOVE
- Hebben + BEWOGEN
- BEWOOG / BEWOGEN
- Zal / Zullen + bewegen (inf.)
🗣️ Voorbeeld:
“Probeert u de arm te bewegen.”
To tense / To contract
SPANNEN
SPANNEN
📌 TO TENSE
📌 TO CONTRACT
- Hebben + GESPANNEN
- SPANDE / SPANDEN
- Zal / Zullen + spannen (inf.)
🗣️ Voorbeeld:
“Span uw buikspieren aan.”
To avoid
VERMIJDEN
VERMIJDEN
📌 TO AVOID
- Hebben + VERMEDEN
- VERMEED / VERMEDEN
- Zal / Zullen + vermijden (inf.)
🗣️ Voorbeeld:
“Probeer deze beweging te vermijden.”
“Vermijd zware belasting.” (Avoid heavy strain.)
To build up
OPBOUWEN
OPBOUWEN
📌 TO BUILD UP (strength / routine)
- Hebben + opGEbouwd
- bouwed… op / bouweden… op
- Zal / Zullen + opbouwen (inf.)
🗣️ Voorbeeld:
“We bouwen het rustig op.” (We’ll build it up gradually.)
To get used to / To adapt
AANWENNEN