DutchProbWords_rev Flashcards
(209 cards)
1
Q
sign
A
bord
2
Q
desert
A
woestijn
3
Q
arrived
A
aangekomen
4
Q
marry
A
trouw
5
Q
deceased
A
overleden
6
Q
pull
A
haalt
7
Q
although
A
hoewel
8
Q
briefcase
A
koffertje
9
Q
correct
A
goede
10
Q
returned
A
teruggebracht
11
Q
returning
A
terugbrengen
12
Q
return
A
terug
13
Q
shorts
A
kortebroek
14
Q
crawl
A
kruipen
15
Q
skin
A
huid
16
Q
normally
A
gewoon
17
Q
therefore
A
dus
18
Q
expect
A
verwacht
19
Q
changes
A
verandert
20
Q
handsome
A
knappe
21
Q
subject
A
onderwerp
22
Q
favorite
A
favoriete
23
Q
still
A
nog
24
Q
side
A
kant
25
organizations
organisaties
26
relationships
relaties
27
commit
bedrijven
28
done/out
af
29
sing poorly
zing vals
30
look up
opzoeken
31
still/actually/indeed/anyway
toch
32
often
vaak
33
therefore
daardoor
34
training
trainen
35
V-like/v-must want/need
moeten
36
neglected
verwaarloosd
37
means
betekent
38
been
geweest
39
teach
geef
40
good job
goed zo
41
expected
verwacht
42
just
net (adv)
43
get
krijgen
44
wonderful
prachtig
45
substitute
vervangen
46
later
straks
47
a hug
een knuffel
48
great
geweldige
49
whether
of (not or)
50
be careful
doet jij voorzichtig
51
what is it?
wat is er?
52
fall
valt
53
Band-aid
plesiter
54
exercise
sport
55
was
was
56
leave
verlaat/verlaten
57
over
afgelopen
58
should/may(plural)
mogen
59
turn off
afslaan
60
the stairs
de trap
61
real/actual/truly
eigenlijk
62
terrible/devastating
verschrikkelijk
63
bathroom sink
wastafel
64
vacuum
stofzuig
65
sofa
bank
66
rug
tapijt/tapijten
67
sweeps
veegt
68
ceiling
plafond
69
countertop
aanrecht
70
tableware
serviesgoed
71
dishwasher
vaatwasser
72
stove
fornuis
73
in/out
in/uit
74
up/down
op/af
75
already have
heb al een
76
looks like
lijkt
77
same as
even
78
someone
iemand
79
everything
alles
80
married
getrouwd
81
it is time to go
het is tijd om te gaan
82
parade
optocht
83
at least
minstens
84
wide
breed
85
tall
hoog
86
wall
muur
87
measure
meet
88
counts
telt
89
weighs
weegt
90
like this
als dit
91
square
vierkant
92
slice
snijt/snijden/gesneden
93
polite
beleefd
94
would
zou
95
on sale
afgeprijsd
96
them(items)/they
ze
97
carry
draagt/dragen
98
bankteller
bankmedewerker
99
against
tegen
100
exchange
onwisselen
101
wrong
verkeerde
102
met
leren kennen
103
do you know each other?
kennen jullie elkaar?
104
all/for (when talking about time)
al
105
funeral
begrafenis
106
dangerous
gevaarlijk
107
pet/touch on
aanraken
108
touched
raakt
109
ugly
lelijk
110
carefully hold
vasthouden
111
securely
vast
112
what kind of
wat voor soort
113
located
ligt ten
114
build
bouwen
115
no big deal
geeft niet
116
sorry
het spijt me
117
ridden
gereden
118
beef
rundvlees
119
TRUE
klopt
120
residents
inwoners
121
end up
belanden
122
terribly
verschrikkelijk
123
terribly
vreselijk
124
possibly
mogelijk
125
fairly
redelijk
126
temporarily
tijdelijk
127
through
door
128
country (as opposed to urban)
platteland
129
to
toe
130
move
verhuist
131
mind you
trouwens
132
what/how; by which
waardoor
133
rather
nogal
134
missing
ontbreekt
135
will miss
sla mis
136
brought
meegenomen
137
concerns
betreft
138
(adv) back again/(n) weather
weer
139
close down (shop)
sluiten
140
pubs
kroegen
141
until
tot
142
mostly
meestal
143
for reasons of
om
144
many
veel
145
very
heel
146
wander
dwaal
147
than
dan
148
along/with
mee
149
during the day
overdag
150
clear/plain
duidelijk
151
it
hem
152
dressed
droeg
153
factory
fabriek
154
studies
studeert
155
they were
zij zaten
156
read
las
157
you had
jullie hadden
158
did you
gaf u
159
he/it
hij
160
whose toy is this?
van wie is dit speelgoed?
161
snake
slang
162
fly (insect)
vliegt
163
whale
walvis
164
vacation
vakantie
165
angry
boos
166
lost
verwaald
167
not laugh
lacht niet
168
laughs
lachen
169
smile
glimlacht
170
we will be
wij worden
171
next to
naast
172
are you looking for something?
zoek u iets?
173
famous
beroemde
174
terrific
geweldig
175
mister
meneer
176
mrs
mevrouw
177
airplane
vliegtuig
178
stamps
postzegels
179
yesterday
gistereen
180
you look good
staat je goed
181
still
nog
182
again
weer
183
business
zaken
184
during
tijdens
185
celebrate
viert/vieren
186
do you remember me?
ken jij mij nog?
187
really
echt
188
thought
dacht
189
disagree
het oneens
190
agree
het eens
191
discovered
ontdenkt
192
company (organization)
bedrijf
193
what are you watching?
waar kijk jij naar?
194
magazine
tijdschrijft
195
hangs
hangen
196
the prime minister
de premier
197
choose
kies/kiest
198
add to
toevoegen/voeg ... toe/voegt … toe
199
rotten
bedorven
200
ripe
rijp
201
frozen
bevroren
202
fresh
vers
203
ruler
liniaal
204
weight scale
weegschaal
205
scissors
een schaar
206
a piece of paper
een vel papier
207
flash light
zaklamp
208
used
gebruikt
209
wrench
steeksleutel
