eco katern 2 tw2

Question 1

markt

Answer 1

Het geheel van vraag naar en aanbod van een bepaald product

Question 2

vraag

Answer 2

De hoeveelheid producten die de klanten willen kopen.

Question 3

aanbod

Answer 3

De hoeveelheid producten die de verkopers willen verkopen.

Question 4

concrete markt

Answer 4

Markt met een zichtbare en vaste ontmoetingsplaats van vragers en aanbieders.

Question 5

abstracte markt

Answer 5

Markt zonder concrete ontmoetingsplaats waar vragers en aanbieders elkaar ontmoeten.

Question 6

betalingsbereidheid

Answer 6

het maximale bedrag dat een koper wil betalen voor een product

Question 7

afzet

Answer 7

Het aantal verkochte producten

Question 8

omzet

Answer 8

de totale geldopbrengst van verkopen

Question 9

individuele vraaglijn

Answer 9

lijn die het verband aangeeft tussen de prijs en de gevraagde hoeveelheid van een product van een individuele koper.

Question 10

collectieve vraaglijn

Answer 10

Lijn die het verband aangeeft tussen de prijs en de gevraagde hoeveelheid van een product van de gezamenlijke kopers.

Question 11

vraagfunctie

Answer 11

Functie die het verband weergeeft tussen de prijs en de gevraagde hoeveelheid.

Question 12

vraagfactoren

Answer 12

Factoren die de vraag bepalen: prijs, inkomen van consumenten, prijs van andere goederen, voorkeuren van consumenten, aantal consumenten.

Question 13

substitutiegoederen

Answer 13

Goederen die eenvoudig te vervangen zijn door vergelijkbare goederen.

Question 14

complementaire goederen

Answer 14

Goederen die elkaar aanvullen of niet zonder elkaar gebruikt kunnen worden

Question 15

verschuiving op of langs de vraaglijn

Answer 15

verandering op de vraaglijn die wordt veroorzaakt door prijsverandering van het betreffende goed.

Question 16

verschuiving van de hele vraaglijn

Answer 16

Verandering van de vraaglijn die wordt veroorzaakt door overige vraagfactoren. (behalve prijs van het betreffende goed)

Question 17

prijselasticiteit van de vraag

Answer 17

De mate waarin een relatieve prijsverandering zorgt voor een relatieve verandering in de gevraagde hoeveelheid.

Question 18

elastische vraag

Answer 18

Een relatief sterke reactie van de gevraagde hoeveelheid op een prijsverandering. De waarde van de elasticiteit ligt lager dan -1.

Question 19

inelastische vraag

Answer 19

Een relatief niet zo sterke reactie van de gevraagde hoeveelheid op een prijsverandering. De waarde van de elasticiteit ligt tussen de 0 en de -1.

Question 20

volkomen inelastische vraag

Answer 20

De gevraagde hoeveelheid reageert niet op een prijsverandering. De waarde van de elasticiteit.

Question 21

inkomenselasticiteit van de vraag

Answer 21

De mate waarin een relatieve inkomensverandering zorgt voor een relatieve verandering in de gevraagde hoeveelheid.

Question 22

noodzakelijke goederen

Answer 22

Goederen waarvan de vraag weinig verandert als het inkomen verandert.

Question 23

luxe goederen

Answer 23

Goederen waarvan de vraag sterk verandert als het inkomen verandert

Question 24

inferieure goederen

Answer 24

Goederen waarvan de vraag daalt als het inkomen stijgt en omgekeerd

Question 25

drempelinkomen

Answer 25

Het inkomen dat je moet verdienen voordat je luxe artikelen gaat aanschaffen.

Question 26

constante kosten

Answer 26

Kosten die niet veranderen als je meer of minder gaat produceren. Ook wel vaste kosten genoemd.

Question 27

variabele kosten

Answer 27

Kosten die veranderen als je meer of minder gaat produceren

Question 28

proportioneel variabele kosten

Answer 28

Variabele kosten die in verhouding evenveel toe- of afnemen als de productieomvang. Of: variabele kosten die per eenheid product gelijk blijven als de productieomvang stijgt.

Question 29

gemiddelde totale kosten

Answer 29

Totale kosten per eenheid. Totale kosten gedeeld door de productieomvang.

Question 30

gemiddelde variabele kosten

Answer 30

variabele kosten per eenheid. totale variabele kosten gedeeld door de productieomvang.

Question 31

gemiddelde constante kosten

Answer 31

Constante kosten per eenheid. Totale constante kosten gedeeld door de productieomvang.

Question 32

marginale kosten

Answer 32

De toename van de totale kosten als gevolg van het produceren van één extra product. Dit is gelijk aan de toename van de variabele kosten bij het produceren van één extra product.

Question 33

degressief variabele kosten

Answer 33

Variabele kosten die per eenheid product dalen als de productieomvang stijgt.

Question 34

progressief variabele kosten

Answer 34

Variabele kosten die per eenheid product stijgen als de productieomvang stijgt.

Question 35

wet van toe- en afnemende meeropbrengsten

Answer 35

Deze wet (het is eigenlijk een ervaringsregel) geeft aan dat als je een productiefactor toevoegt aan constant gehouden overige productiefactoren, de productie in eerste instantie meer dan evenredig zal stijgen en daarna minder dan evenredig.

Question 36

winst

Answer 36

Totale omzet/opbrengst min de totale kosten

Question 37

gemiddelde opbrengst

Answer 37

Totale opbrengst/omzet gedeeld door de productieomvang

Question 38

marginale opbrengst

Answer 38

De toename van de totale opbrengst/omzet als gevolg van het verkopen van één extra product

Question 39

motieven om te ondernemen

Answer 39

Redenen voor mensen om een eigen onderneming te starten.

Question 40

streven naar winst

Answer 40

Beleid voeren waarbij men probeert de opbrengsten de kosten te laten overstijgen.

Question 41

investeren

Answer 41

Het aanschaffen van kapitaalgoederen.

Question 42

totale winst

Answer 42

Een producent berekent zijn totale winst door van zijn totale opbrengsten de totale kosten af te trekken.

Question 43

break-evenpunt

Answer 43

Afzet waarbij de totale opbrengst/omzet gelijk is aan de totale kosten. Er is dan geen winst maar ook geen verlies.

Question 44

individuele aanbodlijn

Answer 44

Lijn die het verband weergeeft tussen de prijs en de aangeboden hoeveelheid van een enkele aanbieder.

Question 45

collectieve aanbodlijn

Answer 45

Lijn die het verband weergeeft tussen de prijs en de aangeboden hoeveelheid van de gezamenlijke aanbieders.

Question 46

aanbodfactoren

Answer 46

Omstandigheden die het totale aanbod van een goed of dienst beïnvloeden