economie Flashcards

(33 cards)

1
Q

bad bank

A

bank die alle problematische en verlieslatende schuldvorderingen, obligaties en aandelen v/n een bank overneemt om die bank te vrijwaren v/n een bankroet en zo het klantenvertrouwen te herstellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Bolkestein - richtlijn

A

oorstel v/n het vroegere Nederlandse lid v/n de Europees parlement en aangenomen door het Europees parlement

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

bonuscultuur

A

veel bekritiseerde bedrijfscultuur waarbij vooral managers en bestuurders bonussen krijgen uitbetaald meestal na het behalen v/n bepaalde resultaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Brits-landen

A

letterwoord voor de nieuwe economische groeipolen waarvan de regering steeds meer druk uitoefenen om leidende functies op te nemen in internationale organisaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

casinokapitalisme

A

pejoratieve term voor speculatie door zeer snelle aan -en verkopen op de beurs voornamelijk met grote bedragen aan fondsen met een hoog risico vergelijkbaar met het snelle gewin of verlies in een casino

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

deregulering

A

overheidsinitiatieven om hinderlijke of ingewikkelde regelgeving te vereenvoudigen waardoor volgens voorstanders een aanlokkelijk in investeringsklimaat wordt gecreëerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

derivaten

A

afgeleide financiële producten waarvan de waarde afhangt v/n prijsvariatie v/n een onderliggende waarde zoals aandelen, obligaties, grondstoffen en valuta

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

dotcom-rage/ dotcom-hype

A

naar de internetbedrijfjes met adres dat eindige ‘’.com’’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

eurocrisis

A

financieel economische crisis ontstaan toen beleggers begonnen te twijfelen of sommige eurolanden de opbrengsten v/n staatsobligaties wel zouden kunnen terugbetalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Euroscripticisme

A

politieke stellingname waarbij men de Europese integratie principieel afwijst of de nationale soevereiniteit voortdurend benadrukt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Flitskapitaal

A

kapitaal dat als het ware in sneltempo rond de wereld flitst ten gevolge v/n de wereldwijde en zeer snelle aan – en verkoop v/n omvangrijke financiële fondsen op beurzen met de loutere bedoeling winst te maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

fort Europa

A

gebruikte metafoor waarbij Europa wordt vergeleken met een fort waarvan de toegang zeer streng bewaakt wordt en waarin niet EU-burgers niet welkom zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Globalisering

A

hedendaagse wereldwijde evolutie v/n integratie op economisch en cultureel valk, mogelijk gemaakt door nieuwe technologieën in de vervoers- en communicatiesector

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Glokalisering

A

proces waarbij de effecten v/n de globalisering een lokale cultureel aangepaste invulling krijgen in verschillende culturen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

graaicultuur

A

neologisme voor praktijken v/n vooral managers die verweten worden af en toe een flinke ‘graai’ te doen in het kapitaal v/n een onderneming al dan niet ten koste v/n de aandeelhouders en of werknemers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

grexit

A

Griekenland uit eurozone nadat het land in zware financiële moeilijkheden geraakt was en maandelijks moest lenen om de bestaande schulden af te betalen

17
Q

groei en stabiliteitspact

A

begrotingspact dat de deelnemende landen verplicht om te streven naar sluitende begrotingen

18
Q

maastrichtnorm

A

informele term voor de begrotingsdiscipline die door Maastricht wordt opgelegd aan landen die de euro willen invoeren

19
Q

McDonaldisering

A

wereldwijde rationalisering en standaardisering v/n productie- en distributieprocessen

20
Q

microkrediet

A

lening voor een beperkt bedrag door bepaalde instellingen toegestaan aan kleine ondernemers in het zuiden

21
Q

neoliberalisme

A

oorspronkelijk een stroming binnen de economische wetenschap volgens dewelke de overheid slechts als bewaker v/n de concurrentie een rol hoort te spelen

22
Q

nationale intrestaftrek

A

fiscale maatregel die vennootschappen die investeren in eigen kapitaal toelaat om bij de belastingaangifte een fictieve rente voor het eigen vermogen af te trekken

23
Q

ocuppy - beweging

A

aanleiding v/n bankencrisis ontstane protestbeweging

24
Q

PIIGS

A

Portugal, Italië, Ierland, Griekenland en Spanje die tijdens het hoogtepunt v/n eurocrisis met ernstige begrotingsproblemen en een hoge overheidsschuld kampen

25
PPS
publieke -private samenwerking, organisatievorm waarbij de publieke en de private sector samenwerken om een project te realiseren
26
relancebeleid
beleid waarbij de economie na een crisis wordt ‘geherlanceerd’ traditioneel door hogere overheidsuitgaven om de groei te stimuleren
27
ratingbureau
gespecialiseerd bedrijf dat de kredietwaardigheid v/n uitgevers v/n obligaties beoordeelt waardoor een obligatiehouder weet hoe groot de kansen zijn dat de obligatielening terugbetaald kan worden
28
rentesneeuwbal
voor situatie waarbij een staat moet lenen om een schuld af te kunnen betalen, op die leningen moet echter rente betaald worden waardoor de schuld nog groter wordt
29
schaduweconomie
metafoor vergelijkbaar met de termen ‘informele’ ‘zwarte’ ‘grijze’ economie
30
tobintaks
voorgestelde belasting op valutatransacties in ruimere zich ook op in aandelen, obligaties en derivaten geïnspireerd op voorstellen v/n Amerikaanse econoom
31
vastgoedzeepbel
informele benaming voor grootschalige bouwprojecten die ten tijde v/n economische hoogconjunctuur worden gerealiseerd in de veronderstelling dat deze woning verkocht zullen geraken
32
vlaktaks
controversieel belastingsysteem waarbij behoudens een vrijgesteld inkomen aan de basis nog slechts één tarief wordt gehanteerd bv 25%
33
voedselsoevereiniteit
opvatting dat gemeenschappen autonoom moeten kunnen beslissen over hun landbouwbeleid om aldus zelfvoorzienend te worden en aan honger en armoede te ontsnappen