Economie Flashcards

(27 cards)

1
Q

Primair Inkomen

A

Ontvangst Van Loon Winst huur pacht rente waarvoor je tegenprestatie levert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Modaal inkomen

A

Het Meest voorkomende inkomen in een land

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Lorenzcurve

A

Een grafiek waarmee Je de verdeling van het inkomen in een land zichbaar maakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Secundair inkomen

A

Ontvangst Van een uitkering toeslag of subsidie zonder dat je daarvoor een tegenprestatie hoef te leveren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Armoedeval

A

Het Verschijnsel dat het voor mensen met een uitkering niet lonend is om te gaan werken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Vergrijzing

A

Het verschijnsel dat de groep 67 plussers sterker dan de rest van de bevolking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Nivelleren

A

Mensen Met een laag Inkomen gaan in verhouding meer op vooruit dan mensen met een hoog inkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

DeNivelleren

A

Mensen Met een hoog inkomen Gaan er in verhouding meer op vooruit dan mensen met een laag inkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Zwart Geld

A

Inkomsten Een vermogen over zijn onrechte geen belasting is betaald

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Grijs Geld

A

Inkomsten of vermogen maar over geen belasting wordt betaald door ontwijking van de belasting regels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Inflatie

A

De Gemiddelde stijging van de prijzen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Defilatie

A

De Middelde daling van de prijzen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Consumptie Prijs index

A

Index cijfer dat de gemiddelde verandering van het prijspeil weergeeft over een bepaalde periode

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Bestemmingsinfilatie

A

Het Prijspeil stijgt Doordat de producenten moeite hebben om aan de toenemende vraag te voldoen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Kosten Inflatie

A

Het prijspeil Stijgt doordat de producenten de gestegen kosten verrekenen in de prijs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Geld Onwaardig

A

Voor Één euro kun je minder product te halen

17
Q

Koop Kracht

A

De hoeveelheid producten die een van een hoeveelheid geld kopen

18
Q

Ecb

A

Europese centrale Bank die let op het Geld verkeer en de stabiliteit van banken

19
Q

Nominaal Inkomen

A

Het Inkomen en geld van een persoon of heel het land

20
Q

Prijs compensatie

A

Het Deel van de Inkomensstijging dat nodig is om de koopkracht te handhaven

21
Q

reeel

A

De Koopkracht van het inkomen van een persoon

22
Q

Plan Economie

A

De Overheid Betaald wat hoeveel Door wie en voor Welke prijs er Geproduceerd wordt

23
Q

Vrij Markt economie

A

Producenten Consumenten bepalen Wat hoeveel door we voor welke prijs er geproduceerd wordt zonder dat de overheid zich ermee bemoeit

24
Q

Georiënteerde Markt economie

A

Producenten Een consument te bepalen wat hoeveel en voor welke prijs er geproduceerd wordt Binnen de overheid gestelde grenzen

25
Delegulering
De Overheid bemoeit zich minder met de economie en De economie schuift op In de richting van de vrije markt economie
26
Regulering
De Overheid bemoeit zich meer met de economie en de economische schruift meer op in de richting van plan economie
27
Economische Groei
De Goeie van de productie in een land